Daaronder stonden allemaal bloemen. En wat voor! Lila, rood,
oranje, zwart met gele strepen, klein en fluwelig … en vol met sterretjes.
Tante stond met een mesje in haar hand in de opening van het hek, haar gezicht
glansde in de zon als een scherf van een rode schaal … Toen was er voor het
huis wat gestommel te horen … Oom Karel stapte de kamer binnen, hij droeg een
zwarte broek, een groen vest en een hoed. In zijn handen had hij in plaats van
een lampje een mooie, dikke zweep. Nu, overdag, was zijn gezicht nog witter, en
zijn snor en zijn haren waren diepzwart …
Lojze Kovačič, De nieuwkomers I, 54