(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld
in 100 voorwerpen)
Rhind-papyrus uit Luxor, Egypte (1150 v.C.)
Stel, je bouwt met meer dan 2.000.000 steenblokken
een taps oplopende monstruositeit, een donker gedrocht
waarin de opdrachtgever zichzelf wil laten begraven.
En stel, daarbij komen 4.064 deerniswekkende slaven
om het leven: dorstend, zuchtend, smeulend onder
een moordende zon, zonder lafenis en mishandeld.
Per hoeveel steenblokken sterft dan zo’n ongelukkige?
De getallen die ik noem, berusten op geen telling.
Niet dat soort cynische stellingen bevat de oudste drager
van wiskundige kennis. Wel vraagstukken van praktischer
aard, om de waarde van dingen te weten, en om toegang
te forceren tot onbekende factoren en ondoorgronde, nog
niet door algemeen toepasbare wetten gevatte mysteries.
Lineaire algebra, rekenkundige reeksen, van het meten van
oppervlakten en inhoud de kunde. Driehoeken, cirkels, piramides.
De ambtenaar wist met deze papyrus wat hij moest weten.
3000 jaar rustte het meer dan 500 bij 30 centimeter metende
document in een duistere en dorre tombe. Het kan niet
anders
of er was niets van overgebleven. Tuberculeus en zelf al lang
vergaan kocht een advocaat uit Aberdeen, in 1850 op de
vlucht
voor Schots vocht, de rol in een kurkdroge Luxorse soek.
Rhind was zijn naam. – Op ‘papier’ schrijven wij nog
steeds,
al komt daar geen papyrus meer aan te pas, onze kronkels.
Zal van onze tekens iets overblijven na nog eens 3000
jaar?