Vanaf de witgekalkte wanden weerspiegelden zich in de met was gewreven vloer de enorme schilderijen die de landgoederen van het geslacht Salina uitbeeldden: in levendige kleuren, afstekend tegen de zwart met gouden lijsten, zag men Salina, het eiland met de tweelingbergen, omringd door een zee van op kant lijkend schuim, waarop met vlaggen getooide galeien ronddobberden; Querceta met de lage huizen rondom de gedrongen moederkerk, waarheen groepen blauwachtige pelgrims schreden; Ragattisti, smal tussen de bergkloven; Argivocale, klein in de onmetelijke graanvlakte, vol met vlijtige boeren; Donnafugata met zijn barokke paleis, waarheen rode, donkergroene en vergulde koetsen, vol naar het scheen met vrouwen, flessen en violen op weg waren; nog vele andere bezittingen, alle onder de heldere, rustige hemel, die hen als het ware beschermde, evenals de Tijgerkat, die glimlachte tussen zijn lange snorren, dat deed.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 31