Ik heb Jazz van Toni Morrison twee keer moeten lezen – en dan nog waren de overwegend positieve commentaren van de leesclubleden nodig vooraleer ik echt helemaal dit moeilijke boek begon te appreciëren.
Sommigen vonden het een goede roman omdat hij iets leert over de verhoudingen tussen blanken en zwarten in de Verenigde Staten in het laatste decennium van de negentiende en de eerste drie decennia van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van de slavernij en de grote migratie van de rurale zuidelijke staten naar de steden in het noorden volgde een lange periode van achterstelling en gewelddadige onderdrukking – door Billie Holiday onvergetelijk bezongen in de song ‘Strange Fruit’. De segregatie en discriminatie die tot diep in de jaren zestig bleven duren, vertoonden grote overeenkomsten met het systeem van ‘apartheid’ in Zuid-Afrika. De zwarten handhaafden zich in weerwil van alle vormen van onderdrukking en vernedering door hun verleden om te zetten in verhalen, door elkaar te steunen, door zich te uiten. Zij ontwikkelden een zwarte cultuur, waarin jazz en blues een toonaangevende rol speelden. Daarmee dwongen zij stilaan de erkenning af die hen op de weg naar integratie en emancipatie zette.
Dat is een interessante geschiedenis maar wellicht bestaan er rechtstreeksere en eenduidigere manieren om daarover iets aan de weet te komen dan deze roman van Toni Morrison. En vooral: gemakkelijkere. Maar toch is Jazz een zeer overtuigend anti-racistisch boek. Maar dat heeft het vooral aan zijn vorm, aan zijn zeer opmerkelijke schoonheid, te danken.
De roman van Toni Morrison is een taaie brok. Morrison laat niet alleen op talloze plaatsen in haar verhaal muziek weerklinken, zij maakt met haar taal zelf muziek, en zij geeft haar roman een muzikale structuur. Het vergt ongetwijfeld meer dan twee lecturen om alle motieven en ritmes te herkennen, om alle herhalingen en variaties en modulaties te detecteren, te horen eigenlijk, om in de ingewikkelde structuur alle kronkelingen, alle bewegingen voor- en achteruit, alle aankondigingen en echo’s en parallellismen en formele overeenkomsten te inventariseren. Ik kan mij indenken dat hele legers academici zich hierover al hebben gebogen.
Eén voorbeeld. In de eerste helft van het boek, waarin vooral de gebeurtenissen in de Stad (het niet bij name genoemde New York, waarmee Morrison uiteraard het mythische gehalte van deze stad benadrukt) komt een jonge vrouw, Felice, langs bij Violet en Joe. Deze ‘gebeurtenis’ wordt een motief doordat hij in de tweede helft wordt herhaald: daar komt de jongeman Honor langs bij Henry LesTroy. Deze echo wordt formeel nog eens versterkt doordat zowel het eerste bezoek als het tweede bezoek twee keer worden verteld, en wel telkens vanuit een ander standpunt: dat van de bezochte en dat van de bezoeker.
Dit soort formele structuurelementen maakt de roman Jazz tot een – allesbehalve geïmproviseerd – hecht weefsel, waardoor Morrison haar boodschap des te overtuigender overbrengt.