zaterdag 31 december 2011
van boeken bezeten 11
Ze dwalen in het huis rond, in steeds wisselende constellaties. Ze blijven soms maanden in een stapel verborgen, dan haal je er weer een van tussenuit. Meestal weet je ze liggen, meestal vind je ze terug. Met hun gekleurde voorplatten zijn ze als speelkaarten, als foto’s die voortdurend door je handen gaan en die, in je geest, voor altijd wisselende verbindingen, wisselende herinneringen en een wisselende identiteit zorgen.
gisteren en vandaag 365
Van gisteren wil ik onthouden dat ik aangename ontmoetingen had met T., C., G. en T. en uiteraard ook met S., die mij in alles wat ik hier en elders doe steunt en aanmoedigt.
Vandaag sluit ik deze reeks af en moet ik voornemens maken voor het volgende jaar.
Vanaf morgen mag ik niet vergeten zijn welke die voornemens waren.
Vandaag sluit ik deze reeks af en moet ik voornemens maken voor het volgende jaar.
Vanaf morgen mag ik niet vergeten zijn welke die voornemens waren.
vrijdag 30 december 2011
gisteren en vandaag 364
Van gisteren wil ik onthouden dat ik vier uur lang een bijzonder gesprek had met Paul Demets, dat F. op het feestje bij S. vertelde dat hij ooit een procedureslag aanging met het Brugs gerecht omdat hij vond dat hij – aangezien het verkeerslicht volgens hem defect was – ten onrechte was vervolgd wegens door het rood fietsen, en dat J. vertelde hoe hij na een uitgeregende uitstap door een ondergelopen landschap in the middle of nowhere in een café terechtkwam dat volhing met Johnny Hallyday-parafernalia en -foto’s – de patron toonde hem trots de foto van zijn idool en hemzelf, gemaakt tijdens een bezoek van la star in zijn etablissement.
Vandaag begin ik met het uitwerken van het interview met Paul Demets. Vanavond komen S. en de kinderen eten.
Vandaag begin ik met het uitwerken van het interview met Paul Demets. Vanavond komen S. en de kinderen eten.
donderdag 29 december 2011
gisteren en vandaag 363
Van gisteren zou ik me kunnen herinneren dat ik een digitale voice recorder aanschafte, dat ik in een donkere manège voorbijdravende paarden fotografeerde en dat T. een bijzonder lekker klaargemaakte kip op tafel zette.
Vandaag moet ik mezelf bij elkaar harken en naar Machelen-aan-de-Leie rijden om er dichter Paul Demets te interviewen. Ik hoop er ook het graf van Gerard Reve te kunnen bezoeken.
Vandaag moet ik mezelf bij elkaar harken en naar Machelen-aan-de-Leie rijden om er dichter Paul Demets te interviewen. Ik hoop er ook het graf van Gerard Reve te kunnen bezoeken.
woensdag 28 december 2011
wolken 271-276
Michel Houellebecq, Platform
271
Als ze naar buiten ging kon ze niet meer languit in het gras gaan liggen en haar gedachten laten afdwalen met de wolken of laten meevoeren door het water van de beek. (51)
272
Algauw zou de zon door de ochtendwolken breken, het zou snel warm beginnen te worden. (53)
273
Ik herinnerde me vooral de loodgrijze, zeer laaghangende wolken en de volstrekte stilte van het gebergte. (80)
274
Op dat moment drong de zon tussen twee wolken door en verlichtte haar voorzijde. (188)
275
De wolken losten geleidelijk op, de heldere vlakken werden steeds groter. (189)
276
Wanneer Valérie er niet was, bestond mijn voornaamste afleiding erin de beweging van de wolken gade te slaan door het grote raam. (253)
271
Als ze naar buiten ging kon ze niet meer languit in het gras gaan liggen en haar gedachten laten afdwalen met de wolken of laten meevoeren door het water van de beek. (51)
272
Algauw zou de zon door de ochtendwolken breken, het zou snel warm beginnen te worden. (53)
273
Ik herinnerde me vooral de loodgrijze, zeer laaghangende wolken en de volstrekte stilte van het gebergte. (80)
274
Op dat moment drong de zon tussen twee wolken door en verlichtte haar voorzijde. (188)
275
De wolken losten geleidelijk op, de heldere vlakken werden steeds groter. (189)
276
Wanneer Valérie er niet was, bestond mijn voornaamste afleiding erin de beweging van de wolken gade te slaan door het grote raam. (253)
wolken 270
Toni Morrison, Jazz
270
Zo zag haar lust eruit: magnetisch, doelgericht en als een publiek geheim net onder het wolkendek. (74)
270
Zo zag haar lust eruit: magnetisch, doelgericht en als een publiek geheim net onder het wolkendek. (74)
gisteren en vandaag 362
Van gisteren zou ik kunnen onthouden dat ik me onderdompelde in het heel specifieke, nogal beklemmende taaluniversum van Paul Demets en dat ik S. en haar collega’s S. en M. op een nespresso trakteerde.
Vandaag bereid ik het interview van morgen met Paul Demets voor. Vanavond zijn we te gast bij T.
Vandaag bereid ik het interview van morgen met Paul Demets voor. Vanavond zijn we te gast bij T.
dinsdag 27 december 2011
gisteren en vandaag 361
Van gisteren wil ik mij herinneren dat ik zag hoe in de Elizabethlaan de krokussen al uitkomen, en dat ik voor het eerst samen met S. een ritje maakte op onze nieuwe fietsen.
Vandaag lees ik de bundel De bloedplek van Paul Demets.
Vandaag lees ik de bundel De bloedplek van Paul Demets.
maandag 26 december 2011
gisteren en vandaag 359
Van gisteren wil ik onthouden dat ik in de weiden rond Damme duizenden ganzen zag, dat ik het negende verhaal van Livret de famille van Patrick Modiano las (het verhaal dat begint met de vraag: ‘Ai-je tellement changé depuis le temps où je séjournais à Lausanne, canton de Vaud?’), dat S. al het mogelijke deed om haar kinderen een mooi kerstfeest te bezorgen en dat D. dringend een zaakbehartiger nodig heeft.
Vandaag begin ik met de voorbereiding van het interview dat ik binnen een paar dagen heb met Paul Demets. We gaan ook langs bij mijn moeder voor kerst en vanavond komen de kinderen eten.
Vandaag begin ik met de voorbereiding van het interview dat ik binnen een paar dagen heb met Paul Demets. We gaan ook langs bij mijn moeder voor kerst en vanavond komen de kinderen eten.
zondag 25 december 2011
gisteren en vandaag 358
Van gisteren wil ik onthouden hoe blij C. was met de foto die ik haar gaf, en T. met de sokken en handschoenen.
Vandaag keren we terug naar Brugge om er deze avond het kerstfeest te vieren op de Eikenberg.
Vandaag keren we terug naar Brugge om er deze avond het kerstfeest te vieren op de Eikenberg.
zaterdag 24 december 2011
wolken 264-269
Adriaan Morriën, Het kalfje van de gnoe
264
In haar haren draalden, smolten nog vlokken, schitterden druppels, haar wangen bloosden en haar voorhoofd, haar wangen leken minder blank, schenen vaal tegen de onstuimige achtergrond van wolken en vlokken. (53)
265
Hij rook haar geur, voor het eerst, jubelde het in hem, een licht meisjesparfum, maar ook die geur rook hij pas achteraf. Tegelijk werd alles om hem heen nuchter: het perspectief van de straat, de huizen met hun deuren en vensters, en achter de vitrages de schemerige nietigheid van de interieurs. En ook de wolken werden nuchter. En de beweging van de wolken in de hemelruimte werd een slaafse handeling. (92)
266
De hemel hing bewolkt, de vertrouwde wijdgespreide belichting van de straat bleef onveranderd. (94)
267
Ik keek door het raam naar de teerbewolkte najaarshemel die nauwelijks in beweging was. (97)
268
Het was een donkere avond, zo donker als ik het mij alleen uit de oorlogstijd herinnerde, wanneer de maan niet scheen en ook de sterren achter de wolken schuilgingen, zodat de stad van het geringste schijnsel verstoken bleef. (118)
269
Anderzijds is de mens het enige wezen dat ook werkelijk wakker kan zijn, want het dringen van de natuur, het drijven van de wolken, de val van het zonlicht, de architectuur van onze steden, de schijnbare stelligheid van onze landschappen, onze muziek, onze boeken – alles is in een diepe slaap begrepen waaruit het door ons zienderogen moet worden gewekt. (133)
264
In haar haren draalden, smolten nog vlokken, schitterden druppels, haar wangen bloosden en haar voorhoofd, haar wangen leken minder blank, schenen vaal tegen de onstuimige achtergrond van wolken en vlokken. (53)
265
Hij rook haar geur, voor het eerst, jubelde het in hem, een licht meisjesparfum, maar ook die geur rook hij pas achteraf. Tegelijk werd alles om hem heen nuchter: het perspectief van de straat, de huizen met hun deuren en vensters, en achter de vitrages de schemerige nietigheid van de interieurs. En ook de wolken werden nuchter. En de beweging van de wolken in de hemelruimte werd een slaafse handeling. (92)
266
De hemel hing bewolkt, de vertrouwde wijdgespreide belichting van de straat bleef onveranderd. (94)
267
Ik keek door het raam naar de teerbewolkte najaarshemel die nauwelijks in beweging was. (97)
268
Het was een donkere avond, zo donker als ik het mij alleen uit de oorlogstijd herinnerde, wanneer de maan niet scheen en ook de sterren achter de wolken schuilgingen, zodat de stad van het geringste schijnsel verstoken bleef. (118)
269
Anderzijds is de mens het enige wezen dat ook werkelijk wakker kan zijn, want het dringen van de natuur, het drijven van de wolken, de val van het zonlicht, de architectuur van onze steden, de schijnbare stelligheid van onze landschappen, onze muziek, onze boeken – alles is in een diepe slaap begrepen waaruit het door ons zienderogen moet worden gewekt. (133)
overschrijven 155
Troostlied voor wie met Kerst alleen zijn
Wees niet zo bang voor Kerst.
Het zijn twee dagen,
dat is niet meer dan achtenveertig uur.
En uren, het ene vlug, het andere trager,
uren vervliegen op den duur.
Raak niet verloren in herinneringen,
wees toch een beetje wijzer deze keer.
Zing maar "Stille nacht" als je kunt zingen,
want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.
Zing in jezelf:"De witte vlokken zweven."
Terwijl de regen langs de pannen ruist.
Het kind is niet in Bethlehem gebleven:
Het is naar Golgotha verhuisd.
Gedenk de dieren op de schalen en borden.
die zitten meer dan jij in de puree.
Eten is beter dan gegeten worden
ook in de glans van Lucas 2.
Zeg "nee" als mensen je te eten vragen,
want in een andermans gelukkige gezin
daar is de kerstboom enkel te verdragen
met een uitslaande brand erin.
Wees niet zo bang voor Kerst…
Het zijn twee dagen.
Willem Wilmink
Wees niet zo bang voor Kerst.
Het zijn twee dagen,
dat is niet meer dan achtenveertig uur.
En uren, het ene vlug, het andere trager,
uren vervliegen op den duur.
Raak niet verloren in herinneringen,
wees toch een beetje wijzer deze keer.
Zing maar "Stille nacht" als je kunt zingen,
want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.
Zing in jezelf:"De witte vlokken zweven."
Terwijl de regen langs de pannen ruist.
Het kind is niet in Bethlehem gebleven:
Het is naar Golgotha verhuisd.
Gedenk de dieren op de schalen en borden.
die zitten meer dan jij in de puree.
Eten is beter dan gegeten worden
ook in de glans van Lucas 2.
Zeg "nee" als mensen je te eten vragen,
want in een andermans gelukkige gezin
daar is de kerstboom enkel te verdragen
met een uitslaande brand erin.
Wees niet zo bang voor Kerst…
Het zijn twee dagen.
Willem Wilmink
gisteren en vandaag 357
Van gisteren wil ik mij de mussen in een haag vlakbij het Centraal Station in Brussel herinneren en ook dat ik ’s avonds opnieuw met T. een goed gesprek had.
Vandaag wil ik eerst een paar uur lezen, na de middag vertrekken we naar De Panne om er samen de kerstavond door te brengen.
Vandaag wil ik eerst een paar uur lezen, na de middag vertrekken we naar De Panne om er samen de kerstavond door te brengen.
vrijdag 23 december 2011
reactie
bij de actuele vraag 8: Hoeveel brengt Music for Life dit jaar op?
En ene sowieso onverkozen Vlaams minister--president Kris Peeters die namens Vlaanderen den Leeuw eventjes 300.000 Euro overdraagt naar Shit for Life, vandaag, hij eventjes opmerkend dat hij wat kleine problemen had Brussel binnen te raken, maar hoopte dat hij wat vlotter Brussel buiten raakte. Hopelijk is onze onverkozen minister-president afgelopen dag Brussel niet buiten geraakt.
Anoniem
En ene sowieso onverkozen Vlaams minister--president Kris Peeters die namens Vlaanderen den Leeuw eventjes 300.000 Euro overdraagt naar Shit for Life, vandaag, hij eventjes opmerkend dat hij wat kleine problemen had Brussel binnen te raken, maar hoopte dat hij wat vlotter Brussel buiten raakte. Hopelijk is onze onverkozen minister-president afgelopen dag Brussel niet buiten geraakt.
Anoniem
gisteren en vandaag 356
Van gisteren wil ik mij de explosieve cocktail van Jimi Hendrix en Miles Davis herinneren die in De Werf door het gezelschap van de Italiaanse trompettist Giovanni Falzoni werd geserveerd.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond komt T. eten.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond komt T. eten.
hoeveel brengt Music For Life dit jaar op?
actuele vraag 8
De twee vorige edities van Music For Life brachten telkens een kleine vijf miljoen euro op – of, de bijdragen van de overheden afgetrokken, een dikke 3,5 miljoen euro. Dat zijn grote sommen en de actie moet, aangenomen dat alle geld op een goede manier wordt besteed en ter bestemming komt (wat door sommigen wordt betwijfeld), zeker worden gezien als een mooie ontwikkelingshulpinspanning. Het is ook zo – dat argument hoor je vaak – dat jonge mensen er op deze manier eens op worden gewezen dat er naast hun computer- en tv- en gsm- of smartphoneschermen een niet altijd even vrolijke realiteit ‘aan de gang’ is.
Maar knorrige mediawatchers zien ook in Music For Life graten. Zij roeien tegen de mediastorm in en stellen vragen.
Zoals:
- Waarom moeten wij op tv kunnen zien hoe dronken fuifstudenten om vijf uur ’s ochtends voor het ‘glazen huis’ hun roes komen uitlallen?
- Waarom moet elke ‘schenker’ van vijftig, twintig of zelfs tien euro met naam en toenaam genoemd worden of zelfs in beeld worden gebracht?
- Kan liefdadigheid echt niet zonder ludiekdoenerij en show?
- Waarom moet er voortdurend en zonder de minste scrupule over kak en pis worden geëmmerd? I do give a shit about decent language.
- Waarom krijgen firma’s een hele week ‘exposure’ in ruil voor een som die op de schaal van hun budgetten niet meer is dan de kruimels die van tafel vallen?
- Waarom ‘music’ for life en niet ‘gaan afwassen in een verzorgingsinstelling’ for life of ‘zieken verzorgen’ for life of ‘mijn grootmoeder bezoeken’ for life?
- Enzovoort, enzovoort.
Het zal mij overigens worst wezen een knorrige mediawatcher te worden genoemd.
En laat ons wel wezen: 3,5 miljoen euro is peanuts. Een huis (van steen) kost tegenwoordig gemakkelijk 300.000 euro en een beetje auto 30.000 euro. Of haal er de prijzen bij voor één full page krantenadvertentie of een minuut, niet een week maar een minuut, adverteren in het reclameblok op de radio. Geen wonder dat die banken en firma’s zich zo gretig op Music For Life werpen.
Reken zelf uit hoeveel een hele week mediagestuurde funds raising maar opbrengt. Alle, maar werkelijk alle Vlamingen die het stadium van zuigeling zijn ontgroeid of nog niet dement zijn, werden bereikt. Laat ons zeggen dat dit er 5 miljoen zijn. Er wordt geen volle euro per toerekeningsvatbare Vlaming opgehaald. Na zo’n mediageweld!
En David Beckham gaat spelen bij Paris Saint Germain voor 800.000 euro per maand.
De actuele vraag moet dus niet luiden: ‘Hoeveel brengt Music For Life dit jaar op?’, maar: ‘Is de morele schade die wordt veroorzaakt door een liefdadigheidsactie als Music For Life de geringe financiële opbrengst waard?’
De twee vorige edities van Music For Life brachten telkens een kleine vijf miljoen euro op – of, de bijdragen van de overheden afgetrokken, een dikke 3,5 miljoen euro. Dat zijn grote sommen en de actie moet, aangenomen dat alle geld op een goede manier wordt besteed en ter bestemming komt (wat door sommigen wordt betwijfeld), zeker worden gezien als een mooie ontwikkelingshulpinspanning. Het is ook zo – dat argument hoor je vaak – dat jonge mensen er op deze manier eens op worden gewezen dat er naast hun computer- en tv- en gsm- of smartphoneschermen een niet altijd even vrolijke realiteit ‘aan de gang’ is.
Maar knorrige mediawatchers zien ook in Music For Life graten. Zij roeien tegen de mediastorm in en stellen vragen.
Zoals:
- Waarom moeten wij op tv kunnen zien hoe dronken fuifstudenten om vijf uur ’s ochtends voor het ‘glazen huis’ hun roes komen uitlallen?
- Waarom moet elke ‘schenker’ van vijftig, twintig of zelfs tien euro met naam en toenaam genoemd worden of zelfs in beeld worden gebracht?
- Kan liefdadigheid echt niet zonder ludiekdoenerij en show?
- Waarom moet er voortdurend en zonder de minste scrupule over kak en pis worden geëmmerd? I do give a shit about decent language.
- Waarom krijgen firma’s een hele week ‘exposure’ in ruil voor een som die op de schaal van hun budgetten niet meer is dan de kruimels die van tafel vallen?
- Waarom ‘music’ for life en niet ‘gaan afwassen in een verzorgingsinstelling’ for life of ‘zieken verzorgen’ for life of ‘mijn grootmoeder bezoeken’ for life?
- Enzovoort, enzovoort.
Het zal mij overigens worst wezen een knorrige mediawatcher te worden genoemd.
En laat ons wel wezen: 3,5 miljoen euro is peanuts. Een huis (van steen) kost tegenwoordig gemakkelijk 300.000 euro en een beetje auto 30.000 euro. Of haal er de prijzen bij voor één full page krantenadvertentie of een minuut, niet een week maar een minuut, adverteren in het reclameblok op de radio. Geen wonder dat die banken en firma’s zich zo gretig op Music For Life werpen.
Reken zelf uit hoeveel een hele week mediagestuurde funds raising maar opbrengt. Alle, maar werkelijk alle Vlamingen die het stadium van zuigeling zijn ontgroeid of nog niet dement zijn, werden bereikt. Laat ons zeggen dat dit er 5 miljoen zijn. Er wordt geen volle euro per toerekeningsvatbare Vlaming opgehaald. Na zo’n mediageweld!
En David Beckham gaat spelen bij Paris Saint Germain voor 800.000 euro per maand.
De actuele vraag moet dus niet luiden: ‘Hoeveel brengt Music For Life dit jaar op?’, maar: ‘Is de morele schade die wordt veroorzaakt door een liefdadigheidsactie als Music For Life de geringe financiële opbrengst waard?’
donderdag 22 december 2011
reactie
Het zijn inderdaad de zo karakteristieke overgangsruimtes die ontbreken in een appartement. de deur naar de tuin, de trap, de eigen trap, niet die van de andere appartementsbewoners, de tuin die aansluiting geeft met de rest van de werelden met het leven, de plaatsen waar Bachelard over schrijft in zijn Poétique de l'espace : trap, zolder, kelder, tuin en die de eerste indrukken lieten op onze ruimtelijke gevoelswereld ontbreken in het appartement ... En ook die andere mythische plaats,de keuken, is veelal een aseptisch kookeilandje geworden.
S.
S.
reactie
Pascal, waardering en appreciatie is iets dat mensen in de eerste plaats zich zelf gunnen. Ik zit me nu al een hele tijd af te vragen waarom dat zo moeilijk is in de wereld van vandaag. Alles lijkt gesystematiseerd, waardoor alles als vanzelf loopt. We kunnen niet meer tevreden zijn dat onze patatten goed gegroeid zijn, omdat we ze in de winkel kopen, waar we verleid worden om ze al geschild en gekookt te kopen. Op zich is daar niks verkeerd mee. Maar als dat systeem mij reduceert tot een gebruiker van het systeem, en als je dan vaststelt dat mij bedienen in alle comfort uiteindelijk ten koste gaat van anderen, hoeft dat comfort niet meer. Bij ilanga zoeken we een manier om kennis, technologie en economie op een systematische manier in te zetten, niet ten koste van een ander, maar ten bate van ons allemaal. Dat gebeurt door een coöperatief te werken met een sociaal oogmerk, en ineens zijn veel dingen mogelijk. Het leert mij dat het oude systeem van blind kapitaal verzamelen, hyperproduceren en speculeren eindig is. Op een zekere dag besef je dat het oude systeem je als gebruiker ziet, en overdag als instrument in een ge-oliede productiemachine die naar een muur dendert. En dan vraagt het oude systeem om langer te werken? Twintig jaar geleden heb ik voor Agiroa het concept innovatie ingevoerd, vanuit het besef dat gigantisch veel mensen hun creatief zijn pas na de werkuren aanzetten. Vandaag zie ik hetzelfde, gigantisch veel mensen zijn na hun uren empathisch met de wereld, dichtbij en veraf. Maar tijdens de werkuren moeten ze meedraaien, verstand op nul. Langer werken zou geen last zijn, als dat werken ten bate van iedereen is. Dan is appreciatie iets dat je vanzelf hebt, krijgt en geeft. ik nodig iedereen uit om op deze weg te gaan.
J.K.
J.K.
mijn woordenboek 348
APPRECIATIE
Het is weinigen gegeven zich niets aan te trekken van de erkenning die zij met hun inspanningen oogsten. Of niet oogsten. Het verlangen naar erkenning is een van de belangrijkste, krachtigste, hardnekkigste en moeilijkst te negeren maar ook moeilijkst te bevredigen drijfveren in onze levens. Erkenning kent vele vormen en varianten: goedkeuring, instemming, belangstelling, bewondering, dankbaarheid, bevestiging, begrip, liefde… En ook appreciatie.
Appreciatie zou je een vorm van waardering kunnen noemen en wel een – zo denk ik dan – die nog het meest van toepassing is wanneer iemand iets positiefs heeft gedaan wat ‘normaal gezien’ niet van hem of haar hoefde verwacht te worden. Iets extra, iets genereus. Hij (of zij – vaak een zij) is, bijvoorbeeld, ongevraagd een uur langer gebleven en heeft er op die manier voor gezorgd dat jij naar huis kon, naar je zieke kind. Dat soort dingen. Zij moest het niet doen maar zij deed het toch. Appreciatie voor zo’n gebaar is dan op zijn plaats. Omwille van het gebaar, maar zeker ook omwille van het inlevingsvermogen dat eraan is voorafgegaan. Want het gebaar bewijst dat die persoon oog heeft gehad voor jouw nood. En dus ook dat die persoon aan jou heeft gedacht. Dat maakt duidelijk dat je voor die persoon iemand bént. En is het niet dat wat we uiteindelijk willen: iemand zijn? Voor iemand anders? Bestaan?
Er valt nog iets interessants over appreciatie te zeggen. Appreciatie, echte appreciatie, mag nooit worden afgedwongen. Een afgedwongen appreciatie voor je inspanning is waardeloos. Je mag er in elk geval nooit naar hengelen. De aandacht van de begunstigde voor de generositeit van je gebaar is een onzeker element. Elke verificatie van zijn (of haar) opmerkzaamheid vernietigt de oprechtheid van de erkentelijkheid die er eventueel alsnog door wordt ontlokt.
Echte generositeit hoort – ik weet dat het een zeer christelijke gedachte is, et alors? – belangeloos te zijn: zij moet de mogelijkheid aanvaarden dat zij niet wordt opgemerkt en geapprecieerd. Maar dat is, ik zei het al, weinigen gegeven.
Het is weinigen gegeven zich niets aan te trekken van de erkenning die zij met hun inspanningen oogsten. Of niet oogsten. Het verlangen naar erkenning is een van de belangrijkste, krachtigste, hardnekkigste en moeilijkst te negeren maar ook moeilijkst te bevredigen drijfveren in onze levens. Erkenning kent vele vormen en varianten: goedkeuring, instemming, belangstelling, bewondering, dankbaarheid, bevestiging, begrip, liefde… En ook appreciatie.
Appreciatie zou je een vorm van waardering kunnen noemen en wel een – zo denk ik dan – die nog het meest van toepassing is wanneer iemand iets positiefs heeft gedaan wat ‘normaal gezien’ niet van hem of haar hoefde verwacht te worden. Iets extra, iets genereus. Hij (of zij – vaak een zij) is, bijvoorbeeld, ongevraagd een uur langer gebleven en heeft er op die manier voor gezorgd dat jij naar huis kon, naar je zieke kind. Dat soort dingen. Zij moest het niet doen maar zij deed het toch. Appreciatie voor zo’n gebaar is dan op zijn plaats. Omwille van het gebaar, maar zeker ook omwille van het inlevingsvermogen dat eraan is voorafgegaan. Want het gebaar bewijst dat die persoon oog heeft gehad voor jouw nood. En dus ook dat die persoon aan jou heeft gedacht. Dat maakt duidelijk dat je voor die persoon iemand bént. En is het niet dat wat we uiteindelijk willen: iemand zijn? Voor iemand anders? Bestaan?
Er valt nog iets interessants over appreciatie te zeggen. Appreciatie, echte appreciatie, mag nooit worden afgedwongen. Een afgedwongen appreciatie voor je inspanning is waardeloos. Je mag er in elk geval nooit naar hengelen. De aandacht van de begunstigde voor de generositeit van je gebaar is een onzeker element. Elke verificatie van zijn (of haar) opmerkzaamheid vernietigt de oprechtheid van de erkentelijkheid die er eventueel alsnog door wordt ontlokt.
Echte generositeit hoort – ik weet dat het een zeer christelijke gedachte is, et alors? – belangeloos te zijn: zij moet de mogelijkheid aanvaarden dat zij niet wordt opgemerkt en geapprecieerd. Maar dat is, ik zei het al, weinigen gegeven.
reactie
Die beelden uit Noord-Korea zijn hallucinant, zelfs beangstigend. Dat luidop jammeren, ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik moest zelfs aan 9/11 denken, op een andere manier ook een 'gegeven' dat onbevattelijk (voor mij) is. Ik had er nooit bij stilgestaan, laat staan het voor mogelijk gehouden, dat een hele natie zou wenen om de dood van zijn leider, zoals ik het nooit voor mogelijk zou hebben gehouden dat een vliegtuig zich doelbewust in een toren zou boren.
Leg zo'n tv-beelden maar eens uit aan een kind van tien jaar of jonger..
A.
Leg zo'n tv-beelden maar eens uit aan een kind van tien jaar of jonger..
A.
gisteren en vandaag 355
Van gisteren herinner ik mij een goed gesprek over het morele gehalte van de actie Music For Life en een nachtelijke autorit in het gezelschap van een liberale burgemeester, een Vlaams Belang-mandataris en een (zwarte) chauffeur.
Vandaag heb ik niets te doen en ik zal daar maximaal van genieten. Vanavond heeft S. een concertje geregeld in de Werf.
Vandaag heb ik niets te doen en ik zal daar maximaal van genieten. Vanavond heeft S. een concertje geregeld in de Werf.
woensdag 21 december 2011
gisteren en vandaag 354
Van gisteren hoef ik mij niets bijzonders te herinneren, of het zou moeten zijn dat ik mij vandaag wat minder moet laten verleiden door de op het werk alom aanwezige pralines, koekjes, speculoos, marsepein en dergelijke.
Vandaag moet ik opnieuw de hele dag werken, tot tegen middernacht aan.
Vandaag moet ik opnieuw de hele dag werken, tot tegen middernacht aan.
dinsdag 20 december 2011
mijn woordenboek 347
APPARTEMENT
Wat moet je zeggen: op een appartement wonen, of – zoals je in een huis woont – in een appartement? In klinkt in elk geval geborgener. Terwijl in ‘op een appartement’ behalve de hoogte ook het voorlopige van ‘op kamers’ resoneert – alsof het betrekken van een appartement geen volwaardige manier van wonen zou zijn. (In dat ‘op kamers’ hoor je ook: studenten, vrijgezellen, mannen alleen. En in nog andere (en oudere) registers: hospita, gemeubeld, huisreglement, geen bezoekers van de andere sekse toegelaten.)
Wat schreef ik? Een ‘volwaardige’ manier van wonen? Wat zou dat kunnen behelzen? In die volwaardigheid is het rurale nog aanwezig, het gelijkvloerse ook, een rechtstreeks contact met tuin, straat en buren. En in een ‘volwaardige’ woning heb je, zo beeld ik mij dan in, ook de veel meer bij het volle of volledige leven aansluiting vindende opdeling van de ruimten: kelders vol geweckte kersen en peren en festieve wijnvoorraden, een zolder als stoffig depot van het verleden, de voutekamer met een bed waarin geboren wordt en gestorven, de open haard, de binnenkoer, de garage, en onder de dakpannen de kamers voor het personeel, barstensvol weemoed en ongehoorde tranen… En er zijn de trappen en de gangen, die in een huis niet, zoals in een appartementsgebouw, deel uitmaken van de met anonieme anderen gedeelde gemeenschappelijke ruimte maar op eigen wijze – een lichtgevend mariabeeldje op het eind van de gang, het kraken van de zevende en dertiende trede – bijdragen tot het eigen karakter van de woning, de intimiteit, de huiselijkheid.
De gezelligheid – maar dat is een woord dat ik liever niet gebruik.
Een appartement staat los van alles. Het is, welbeschouwd, niet veel méér dan een inwisselbare doos tussen dozen. We spreken niet of toch zeker niet zo makkelijk van een ouderlijk appartement. Huizen daarentegen hebben een eigenheid die niet tot stenen en glas valt te herleiden. De functie van appartementen is: wonen en niet veel meer dan dat. Huizen zijn nesten, appartementen woonmachines. Ik kan mij moeilijk indenken dat een kind van wieg tot uitvliegen een kwarteeuw lang op hetzelfde appartement zou wonen – ik vind een appartement zelfs helemaal niet geschikt voor een gezin. Het is bij uitstek de – tijdelijke – wooneenheid van de solitair, de soloman die geen volledig huis van doen heeft.
Mijn appartement ligt op de hoogste verdieping en ik heb het graag zo. En dat niet alleen omwille van het uitzicht (op honderdjarige bomen van een park, in mijn geval) – het idee gesandwicht te zitten tussen twee vreemde leefwerelden waarmee je geen andere dan een auditieve band hebt (voetstappen, muziek, geruzie, wenende kinderen…), staat me tegen. Mensen hebben ruimte nodig – in die zin kunnen appartementsgebouwen nooit méér zijn dan een precaire noodoplossing.
Regelmatig komen mijn kinderen eten op mijn appartement. Dan zijn we een paar uur samen. En om de zoveel tijd breng ik er met mijn vriendin, S., een paar dagen samen door. Dan heeft het appartement iets van een hol, een nest, maar ook van een gedeelde werkruimte waarin de dingen en de boeken blij zijn dat ze niet alleen mij hoeven te dienen. Ik ben dan nergens elders even graag. En laat nu net dat de definitie zijn van zich thuis voelen.
Eén keer heb ik een tijdje een appartement bewoond dat zich niet op de hoogste verdieping bevond. Dat was in het begin van de jaren tachtig, nadat het ouderlijke huishouden – in een écht huis – door de scheiding van mijn ouders was gëimplodeerd. En in één moeite mee: de hele omgeving, mijn hele kindertijdbiotoop. Mijn moeder verhuisde naar een appartement aan de rand van de stad, ik ging er af en toe, zeer tegen mijn zin, logeren. Nu is dat appartementsgebouw volledig gerenoveerd en zuinig gemaakt. Boven en onder hoorde je toen de buren. Het gerucht van het nooit ophoudende verkeer dat stopte voor de verkeerslichten aan de stadspoort en dan weer optrok, drong gemakkelijk naar binnen door het enkelglas van de schuiframen. Zoveel glas was er, dat ik de woonst van mijn moeder ‘het aquarium’ noemde. In die naamgeving lag mijn weerzin voor die plek besloten.
Wat moet je zeggen: op een appartement wonen, of – zoals je in een huis woont – in een appartement? In klinkt in elk geval geborgener. Terwijl in ‘op een appartement’ behalve de hoogte ook het voorlopige van ‘op kamers’ resoneert – alsof het betrekken van een appartement geen volwaardige manier van wonen zou zijn. (In dat ‘op kamers’ hoor je ook: studenten, vrijgezellen, mannen alleen. En in nog andere (en oudere) registers: hospita, gemeubeld, huisreglement, geen bezoekers van de andere sekse toegelaten.)
Wat schreef ik? Een ‘volwaardige’ manier van wonen? Wat zou dat kunnen behelzen? In die volwaardigheid is het rurale nog aanwezig, het gelijkvloerse ook, een rechtstreeks contact met tuin, straat en buren. En in een ‘volwaardige’ woning heb je, zo beeld ik mij dan in, ook de veel meer bij het volle of volledige leven aansluiting vindende opdeling van de ruimten: kelders vol geweckte kersen en peren en festieve wijnvoorraden, een zolder als stoffig depot van het verleden, de voutekamer met een bed waarin geboren wordt en gestorven, de open haard, de binnenkoer, de garage, en onder de dakpannen de kamers voor het personeel, barstensvol weemoed en ongehoorde tranen… En er zijn de trappen en de gangen, die in een huis niet, zoals in een appartementsgebouw, deel uitmaken van de met anonieme anderen gedeelde gemeenschappelijke ruimte maar op eigen wijze – een lichtgevend mariabeeldje op het eind van de gang, het kraken van de zevende en dertiende trede – bijdragen tot het eigen karakter van de woning, de intimiteit, de huiselijkheid.
De gezelligheid – maar dat is een woord dat ik liever niet gebruik.
Een appartement staat los van alles. Het is, welbeschouwd, niet veel méér dan een inwisselbare doos tussen dozen. We spreken niet of toch zeker niet zo makkelijk van een ouderlijk appartement. Huizen daarentegen hebben een eigenheid die niet tot stenen en glas valt te herleiden. De functie van appartementen is: wonen en niet veel meer dan dat. Huizen zijn nesten, appartementen woonmachines. Ik kan mij moeilijk indenken dat een kind van wieg tot uitvliegen een kwarteeuw lang op hetzelfde appartement zou wonen – ik vind een appartement zelfs helemaal niet geschikt voor een gezin. Het is bij uitstek de – tijdelijke – wooneenheid van de solitair, de soloman die geen volledig huis van doen heeft.
Mijn appartement ligt op de hoogste verdieping en ik heb het graag zo. En dat niet alleen omwille van het uitzicht (op honderdjarige bomen van een park, in mijn geval) – het idee gesandwicht te zitten tussen twee vreemde leefwerelden waarmee je geen andere dan een auditieve band hebt (voetstappen, muziek, geruzie, wenende kinderen…), staat me tegen. Mensen hebben ruimte nodig – in die zin kunnen appartementsgebouwen nooit méér zijn dan een precaire noodoplossing.
Regelmatig komen mijn kinderen eten op mijn appartement. Dan zijn we een paar uur samen. En om de zoveel tijd breng ik er met mijn vriendin, S., een paar dagen samen door. Dan heeft het appartement iets van een hol, een nest, maar ook van een gedeelde werkruimte waarin de dingen en de boeken blij zijn dat ze niet alleen mij hoeven te dienen. Ik ben dan nergens elders even graag. En laat nu net dat de definitie zijn van zich thuis voelen.
Eén keer heb ik een tijdje een appartement bewoond dat zich niet op de hoogste verdieping bevond. Dat was in het begin van de jaren tachtig, nadat het ouderlijke huishouden – in een écht huis – door de scheiding van mijn ouders was gëimplodeerd. En in één moeite mee: de hele omgeving, mijn hele kindertijdbiotoop. Mijn moeder verhuisde naar een appartement aan de rand van de stad, ik ging er af en toe, zeer tegen mijn zin, logeren. Nu is dat appartementsgebouw volledig gerenoveerd en zuinig gemaakt. Boven en onder hoorde je toen de buren. Het gerucht van het nooit ophoudende verkeer dat stopte voor de verkeerslichten aan de stadspoort en dan weer optrok, drong gemakkelijk naar binnen door het enkelglas van de schuiframen. Zoveel glas was er, dat ik de woonst van mijn moeder ‘het aquarium’ noemde. In die naamgeving lag mijn weerzin voor die plek besloten.
gisteren en vandaag 353
Van gisteren wil ik mij de onwaarschijnlijke beelden uit Noord-Korea herinneren: mensen rouwen om de dood van de leider en zijn zo totaal geregisseerd dat ze het wellicht niet eens meer beseffen.
Vandaag moet ik werken in Brussel en het ziet er naar uit dat ik pas na middernacht thuis zal zijn.
Vandaag moet ik werken in Brussel en het ziet er naar uit dat ik pas na middernacht thuis zal zijn.
maandag 19 december 2011
gisteren en vandaag 352
Van gisteren wil ik mij de kennismaking herinneren met de cd Heden van Frank Boeijen, en hoe die op de een of andere, voorlopig nog onnaspeurbare manier, bij mij een – hoe zal ik het zeggen – gevoelige ‘snaar’ raakt.
Vandaag moeten er boodschappen worden gedaan, is er een leesclub te begeleiden, en zijn er twee zonen die komen eten.
Vandaag moeten er boodschappen worden gedaan, is er een leesclub te begeleiden, en zijn er twee zonen die komen eten.
zondag 18 december 2011
wolken 250-263
Bruce Chatwin, In Patagonië
250
Dus stelde ik mij de kobaltbom voor als een dikke blauwe wolkenstapel, waaruit aan de randen vlammende tongen schoten. En ik zag mezelf, helemaal alleen op een groen voorgebergte, de horizon afspeuren naar de naderende wolk. (7)
251
De wolken braken en de mist trok op. Achter de heuvels zag ik een bergketen, die dezelfde zilverachtig grijze kleur had als de wolken. De zon raakte de randen van de wolken, die leken te schitteren. (14)
252
De volgende dag, terwijl we door de woestijn reden, keek ik slaperig naar de zilveren wolkflarden in de lucht en naar de zee van grijsgroene doornige struiken die in de bochten terugweken en terrasvormig opliepen en naar het witte stof dat van de zoutpannen afstroomde en aan de horizon zag ik land en lucht oplossen in een afwezigheid van enige kleur. (19)
253
De ochtend was koud. Stapelwolken boven de bergtoppen. (67)
254
Ik merkte echter dat hij het niet langer tegen mij had. In plaats daarvan richtte hij, de ogen ten hemel geslagen, zijn monoloog tot de laag hangende wolken. (83)
255
De volgende ochtend was het betrokken, er kwamen regenwolken opzetten uit Chili. (93)
256
Davis stond alleen aan het roer, biddend om een spoedig einde, toen de zon door de wolken heen brak. (100)
257
De zon verdween onder de wolkenbank, gaf de randen een gulden gloed en zonk neer in het midden van de Straat. (127-128)
258
De hemel werd voortdurend aan ons oog onttrokken door sombere verre wolken… (129)
259
Achter de nederzetting verdwenen de bomen in de wolken. (151)
260
Regenwolken trokken voor de maan langs. (161)
261
De stad Puerto Natales koesterde zich in het zonnetje, maar paarse wolken stapelden zich op aan het uiteinde van de Zee-engte van de Laatste Hoop. (202)
262
Het regende, maar de zon dook onder de wolken te voorschijn en glinsterde op de struiken. (219)
263
Wat een glorieuze rozige tinten hebben de wolken vanmorgen! (222)
250
Dus stelde ik mij de kobaltbom voor als een dikke blauwe wolkenstapel, waaruit aan de randen vlammende tongen schoten. En ik zag mezelf, helemaal alleen op een groen voorgebergte, de horizon afspeuren naar de naderende wolk. (7)
251
De wolken braken en de mist trok op. Achter de heuvels zag ik een bergketen, die dezelfde zilverachtig grijze kleur had als de wolken. De zon raakte de randen van de wolken, die leken te schitteren. (14)
252
De volgende dag, terwijl we door de woestijn reden, keek ik slaperig naar de zilveren wolkflarden in de lucht en naar de zee van grijsgroene doornige struiken die in de bochten terugweken en terrasvormig opliepen en naar het witte stof dat van de zoutpannen afstroomde en aan de horizon zag ik land en lucht oplossen in een afwezigheid van enige kleur. (19)
253
De ochtend was koud. Stapelwolken boven de bergtoppen. (67)
254
Ik merkte echter dat hij het niet langer tegen mij had. In plaats daarvan richtte hij, de ogen ten hemel geslagen, zijn monoloog tot de laag hangende wolken. (83)
255
De volgende ochtend was het betrokken, er kwamen regenwolken opzetten uit Chili. (93)
256
Davis stond alleen aan het roer, biddend om een spoedig einde, toen de zon door de wolken heen brak. (100)
257
De zon verdween onder de wolkenbank, gaf de randen een gulden gloed en zonk neer in het midden van de Straat. (127-128)
258
De hemel werd voortdurend aan ons oog onttrokken door sombere verre wolken… (129)
259
Achter de nederzetting verdwenen de bomen in de wolken. (151)
260
Regenwolken trokken voor de maan langs. (161)
261
De stad Puerto Natales koesterde zich in het zonnetje, maar paarse wolken stapelden zich op aan het uiteinde van de Zee-engte van de Laatste Hoop. (202)
262
Het regende, maar de zon dook onder de wolken te voorschijn en glinsterde op de struiken. (219)
263
Wat een glorieuze rozige tinten hebben de wolken vanmorgen! (222)
reactie
Beste Pascal,
Ik reed vrijdag - even na de middag denk ik; langs het vliegveld van Windkracht 10 in Koksijde met de volumeknop op MAX, Baila Morena op Radio 1 mee te brullen en vooral de kreetjes mee te krijsen.
Zou dat misschien hetzelfde moment en hetzelfde liedje als jij kunnen zijn geweest? Indien ja, dan bestaat er 'under the moonlight' toch nog een zekere zielsverwantschap tussen twee mensen, wat mij zeer zou verheugen.
Pieter
@Pieter
het was inderdaad op dat moment en wij waren door de ethergolven met elkaar verbonden!
Ik reed vrijdag - even na de middag denk ik; langs het vliegveld van Windkracht 10 in Koksijde met de volumeknop op MAX, Baila Morena op Radio 1 mee te brullen en vooral de kreetjes mee te krijsen.
Zou dat misschien hetzelfde moment en hetzelfde liedje als jij kunnen zijn geweest? Indien ja, dan bestaat er 'under the moonlight' toch nog een zekere zielsverwantschap tussen twee mensen, wat mij zeer zou verheugen.
Pieter
@Pieter
het was inderdaad op dat moment en wij waren door de ethergolven met elkaar verbonden!
reactie
Beste,
ik stootte toevallig op je stukje over Michiel Hendryckx (je blog d.d. 14/11/2009).
Het was even de adem inhouden.
Vertel eens, als je er zin in hebt, wat over actuele documentaire fotografen, en de standaarden die je daarbij hanteert.
Alvast dank,
P.s. dit soort vragen krijg je als je mijn voormalige mentor aan de KASK bespreekt.
Luc Dewaele
Docent SASK, digitale fotografie
http://www.lucdewaele.wordpress.com/
http://www.lucdewaele.be/
ik stootte toevallig op je stukje over Michiel Hendryckx (je blog d.d. 14/11/2009).
Het was even de adem inhouden.
Vertel eens, als je er zin in hebt, wat over actuele documentaire fotografen, en de standaarden die je daarbij hanteert.
Alvast dank,
P.s. dit soort vragen krijg je als je mijn voormalige mentor aan de KASK bespreekt.
Luc Dewaele
Docent SASK, digitale fotografie
http://www.lucdewaele.wordpress.com/
http://www.lucdewaele.be/
gisteren en vandaag 351
Van gisteren wil ik onthouden dat ik een zelfgemaakte riem kreeg van M.-A., dat J. vertelde dat ooit, ergens in Vlaanderen, een recensent de filmtitel Les 400 coups vertaalde als De vier zonder hals, en ook dat de broeders van Sint-Lucas Gent André P. eerst ontsloegen omwille van zijn te linkse opvattingen maar daarna niet anders konden dan hem opnieuw aan te werven omdat hij de primus werd van het nieuwe aanwervingsexamen.
Vandaag wil ik lezen en schrijven. Mijn moeder komt eten, en misschien maak ik, als het weer het toelaat, deze namiddag een ritje met de fiets. Vanavond is er het wekelijkse rendez-vous met T.
Vandaag wil ik lezen en schrijven. Mijn moeder komt eten, en misschien maak ik, als het weer het toelaat, deze namiddag een ritje met de fiets. Vanavond is er het wekelijkse rendez-vous met T.
zaterdag 17 december 2011
geen improvisatie
Ik heb Jazz van Toni Morrison twee keer moeten lezen – en dan nog waren de overwegend positieve commentaren van de leesclubleden nodig vooraleer ik echt helemaal dit moeilijke boek begon te appreciëren.
Sommigen vonden het een goede roman omdat hij iets leert over de verhoudingen tussen blanken en zwarten in de Verenigde Staten in het laatste decennium van de negentiende en de eerste drie decennia van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van de slavernij en de grote migratie van de rurale zuidelijke staten naar de steden in het noorden volgde een lange periode van achterstelling en gewelddadige onderdrukking – door Billie Holiday onvergetelijk bezongen in de song ‘Strange Fruit’. De segregatie en discriminatie die tot diep in de jaren zestig bleven duren, vertoonden grote overeenkomsten met het systeem van ‘apartheid’ in Zuid-Afrika. De zwarten handhaafden zich in weerwil van alle vormen van onderdrukking en vernedering door hun verleden om te zetten in verhalen, door elkaar te steunen, door zich te uiten. Zij ontwikkelden een zwarte cultuur, waarin jazz en blues een toonaangevende rol speelden. Daarmee dwongen zij stilaan de erkenning af die hen op de weg naar integratie en emancipatie zette.
Dat is een interessante geschiedenis maar wellicht bestaan er rechtstreeksere en eenduidigere manieren om daarover iets aan de weet te komen dan deze roman van Toni Morrison. En vooral: gemakkelijkere. Maar toch is Jazz een zeer overtuigend anti-racistisch boek. Maar dat heeft het vooral aan zijn vorm, aan zijn zeer opmerkelijke schoonheid, te danken.
De roman van Toni Morrison is een taaie brok. Morrison laat niet alleen op talloze plaatsen in haar verhaal muziek weerklinken, zij maakt met haar taal zelf muziek, en zij geeft haar roman een muzikale structuur. Het vergt ongetwijfeld meer dan twee lecturen om alle motieven en ritmes te herkennen, om alle herhalingen en variaties en modulaties te detecteren, te horen eigenlijk, om in de ingewikkelde structuur alle kronkelingen, alle bewegingen voor- en achteruit, alle aankondigingen en echo’s en parallellismen en formele overeenkomsten te inventariseren. Ik kan mij indenken dat hele legers academici zich hierover al hebben gebogen.
Eén voorbeeld. In de eerste helft van het boek, waarin vooral de gebeurtenissen in de Stad (het niet bij name genoemde New York, waarmee Morrison uiteraard het mythische gehalte van deze stad benadrukt) komt een jonge vrouw, Felice, langs bij Violet en Joe. Deze ‘gebeurtenis’ wordt een motief doordat hij in de tweede helft wordt herhaald: daar komt de jongeman Honor langs bij Henry LesTroy. Deze echo wordt formeel nog eens versterkt doordat zowel het eerste bezoek als het tweede bezoek twee keer worden verteld, en wel telkens vanuit een ander standpunt: dat van de bezochte en dat van de bezoeker.
Dit soort formele structuurelementen maakt de roman Jazz tot een – allesbehalve geïmproviseerd – hecht weefsel, waardoor Morrison haar boodschap des te overtuigender overbrengt.
Sommigen vonden het een goede roman omdat hij iets leert over de verhoudingen tussen blanken en zwarten in de Verenigde Staten in het laatste decennium van de negentiende en de eerste drie decennia van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van de slavernij en de grote migratie van de rurale zuidelijke staten naar de steden in het noorden volgde een lange periode van achterstelling en gewelddadige onderdrukking – door Billie Holiday onvergetelijk bezongen in de song ‘Strange Fruit’. De segregatie en discriminatie die tot diep in de jaren zestig bleven duren, vertoonden grote overeenkomsten met het systeem van ‘apartheid’ in Zuid-Afrika. De zwarten handhaafden zich in weerwil van alle vormen van onderdrukking en vernedering door hun verleden om te zetten in verhalen, door elkaar te steunen, door zich te uiten. Zij ontwikkelden een zwarte cultuur, waarin jazz en blues een toonaangevende rol speelden. Daarmee dwongen zij stilaan de erkenning af die hen op de weg naar integratie en emancipatie zette.
Dat is een interessante geschiedenis maar wellicht bestaan er rechtstreeksere en eenduidigere manieren om daarover iets aan de weet te komen dan deze roman van Toni Morrison. En vooral: gemakkelijkere. Maar toch is Jazz een zeer overtuigend anti-racistisch boek. Maar dat heeft het vooral aan zijn vorm, aan zijn zeer opmerkelijke schoonheid, te danken.
De roman van Toni Morrison is een taaie brok. Morrison laat niet alleen op talloze plaatsen in haar verhaal muziek weerklinken, zij maakt met haar taal zelf muziek, en zij geeft haar roman een muzikale structuur. Het vergt ongetwijfeld meer dan twee lecturen om alle motieven en ritmes te herkennen, om alle herhalingen en variaties en modulaties te detecteren, te horen eigenlijk, om in de ingewikkelde structuur alle kronkelingen, alle bewegingen voor- en achteruit, alle aankondigingen en echo’s en parallellismen en formele overeenkomsten te inventariseren. Ik kan mij indenken dat hele legers academici zich hierover al hebben gebogen.
Eén voorbeeld. In de eerste helft van het boek, waarin vooral de gebeurtenissen in de Stad (het niet bij name genoemde New York, waarmee Morrison uiteraard het mythische gehalte van deze stad benadrukt) komt een jonge vrouw, Felice, langs bij Violet en Joe. Deze ‘gebeurtenis’ wordt een motief doordat hij in de tweede helft wordt herhaald: daar komt de jongeman Honor langs bij Henry LesTroy. Deze echo wordt formeel nog eens versterkt doordat zowel het eerste bezoek als het tweede bezoek twee keer worden verteld, en wel telkens vanuit een ander standpunt: dat van de bezochte en dat van de bezoeker.
Dit soort formele structuurelementen maakt de roman Jazz tot een – allesbehalve geïmproviseerd – hecht weefsel, waardoor Morrison haar boodschap des te overtuigender overbrengt.
driekleur 82
In die tijd waren de aristocratische Siciliaanse families helemaal niet op militairen ingesteld : Bourbonse officieren hadden zich nooit vertoond in de Palermitaanse salons en de weinige garibaldijnse die erin waren doorgedrongen, maakten meer de indruk van schilderachtige vogelverschrikkers dan van echte militairen. Zodat de twee jonge officieren werkelijk de eerste waren, die de meisjes Salina van dichtbij te zien kregen; allebei met rijen knopen, Tancredi met de zilveren van de lansiers, Carlo met de vergulde van de scherpschutters, de eerste met de hoge, zwart fluwelen kraag, geborduurd met oranje, de ander met karmozijnrood, allebei strekten zij hun met blauw en zwart laken beklede benen naar de vuurgloed uit.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 132
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 132
driekleur 81
Vanaf de witgekalkte wanden weerspiegelden zich in de met was gewreven vloer de enorme schilderijen die de landgoederen van het geslacht Salina uitbeeldden: in levendige kleuren, afstekend tegen de zwart met gouden lijsten, zag men Salina, het eiland met de tweelingbergen, omringd door een zee van op kant lijkend schuim, waarop met vlaggen getooide galeien ronddobberden; Querceta met de lage huizen rondom de gedrongen moederkerk, waarheen groepen blauwachtige pelgrims schreden; Ragattisti, smal tussen de bergkloven; Argivocale, klein in de onmetelijke graanvlakte, vol met vlijtige boeren; Donnafugata met zijn barokke paleis, waarheen rode, donkergroene en vergulde koetsen, vol naar het scheen met vrouwen, flessen en violen op weg waren; nog vele andere bezittingen, alle onder de heldere, rustige hemel, die hen als het ware beschermde, evenals de Tijgerkat, die glimlachte tussen zijn lange snorren, dat deed.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 31
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 31
gisteren en vandaag 350
Van gisteren wil ik zeker onthouden dat de leesclubleden in Knokke mij, na een geslaagde sessie over Jazz van Toni Morrison, bedachten met een royale boekenbon waarvoor ze allemaal een bijdrage hadden geleverd. Ik was ontroerd. Ik wil ook onthouden dat ik op weg naar huis in de auto luidkeels meezong met Zucchero, en hoe ik ’s namiddags de macaroni met ham en kaassaus maakte want nooit eerder was die zo goed gelukt.
Vandaag gaan we naar M.-A. en J. in Huise.
Vandaag gaan we naar M.-A. en J. in Huise.
vrijdag 16 december 2011
gisteren en vandaag 349
Van gisteren zal ik mij een belangrijk gesprek met G. herinneren.
Vandaag leid ik een leesclub over Toni Morrison en bereid ik er een voor over Giuseppe Tomasi di Lampedusa.
Vandaag leid ik een leesclub over Toni Morrison en bereid ik er een voor over Giuseppe Tomasi di Lampedusa.
donderdag 15 december 2011
gisteren en vandaag 348
Van gisteren zou ik kunnen onthouden dat hevige windstoten de regen tegen mijn rolluiken aan deed kletteren.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond moet ik langs in de Marcus Laurinstraat en ga ik, als er nog tijd is, daarna naar de film met S. en J.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond moet ik langs in de Marcus Laurinstraat en ga ik, als er nog tijd is, daarna naar de film met S. en J.
woensdag 14 december 2011
gisteren en vandaag 347
Van gisteren heb ik niets bijzonders te onthouden.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
dinsdag 13 december 2011
debuut 43
Herinnerd lichaam
Maarten Moll (1966) is als boekenredacteur voor Het Parool in het literaire wereldje geen onbekende. Hij debuteert als dichter met de bundel Lichaam.
Meteen vaalt de zeer fraaie boekverzorging van Melle Hammer op. Door het grote en brede formaat kunnen ook de langste en breedst uitlopende gedichten op één bladzijde. Opmerkelijk is de strenge zwart-witte afwerking: zowel voor- als achteraan steken acht zwarte bladzijden, met daarop witte letters. Vooraan zijn dat de titelbladzijde, de inhoud en het motto (van John Updike: ‘It’s easy to love people in memory; the hard thing is to love them when they are in front of you’); achteraan zijn dat het colofon en de laatste gedichtencyclus. Die staat dan ook, zo leer je al meteen uit de titels van de gedichten, in het teken van de dood. Het geheel oogt mooi en sober, maar heeft met een voor een dichtbundel toch normverleggende ‘€ 24,95’ toch ook wel een stevig prijskaartje.
Maarten Moll schrijft over de overleden vader – zo gaat dat met dichters die laat debuteren. Moll schrijft dat overlijden van zich af. Het zwart is het zwart van de rouw – en rouwen is altijd ook een omgang zoeken met de aflijvige. Letterlijk: af-lijvig. De dood neemt iets mee en laat een vreselijk concreet (vleselijk) lichaam achter. Wat doe je daarmee? En vooral: wat heb je al die jaren dat het wel nog bezield was er niet mee gedaan?
Je bent de zoon van de man wiens lichaam je niet kent.
Als je hem moet identificeren aan de hand van een lijk zonder hoofd
krijg je het moeilijk.
Deze openingsstrofe van het eerste gedicht van de ‘Lichaam’ getitelde eerste cyclus vind ik wat lapidair gesteld maar heeft wel het voordeel van de duidelijkheid. Moll valt meteen met de deur in huis. Ik ga er even met de loep over. De ‘Je’ blijkt verderop in de bundel ook een ‘ik’ te zijn want ook die ‘ik’ heeft het voortdurend over een overleden vader. ‘Je bent de zoon van de man wiens lichaam…’: had er niet beter ‘een man’ gestaan in plaats van ‘de man’ – want zoals het er nu staat, met dat bepaalde lidwoord, kent de ‘je’ de lichamen van alle andere mannen wél. En in regel 2 krijgt de uitdrukking ‘aan de hand van…’ een macabere connotatie doordat ‘een lijk’ er op volgt. Regel 3 leest dubbelzinnig want wat is moeilijk: het identificeren of gaat het hier over verdriet?
De vraag rijst al meteen in deze eerste regels of Maarten Moll elk woord echt zo heeft overwogen zoals ik ze hier duid (‘de man’, ‘aan de hand van’ en het ‘moeilijk’ krijgen)?
Inhoudelijk kan er geen twijfel bestaan: Moll wil het hebben over de omgang met het lichaam van een persoon die zo lang (‘Meer dan veertig jaar’) in die mate fysiek nabij is geweest – ‘Je hebt met hem gezwommen, je hebt hem aangeraakt, maar niet goed opgelet’ – dat het zeer vertrouwd had kunnen zijn. Quod non: het lichaam van de vader is onbekend.
Meer dan veertig jaar hebben je ogen aan de man kunnen wennen
[…]
Je hebt hem duizend keer gezien, en als hij vermist wordt
kun je dan meer dan een gelijkende compositietekening maken?
In de cycli ‘II’ en ‘VI’ zoomt Moll in op een aantal lichaamsdelen, in ‘IV’ op lichaamssappen. ‘Handen’ begint al even lapidair, een tikkeltje onsmakelijk eigenlijk: ‘Zou ik ze herkennen als ze in een glazen pot op sterk water / voor me op tafel werden gezet?’ (En de formulering is ook weer dat tikkeltje te onnauwkeurig want er had misschien beter gestaan: ‘op sterk water in een glazen pot’.) In ‘Voeten’ (zelfde uitgangspunt: hoe zien de voeten van mijn vader er uit?) staan lelijke en wringende verzen als ‘Zijn voeten willen dopen in gele en rode verf en hem over papier laten lopen / want op voetafdrukken rust niet het copyright van crèches’ naast het mooie ‘Nietszeggende voeten eigenlijk, voeten als een rijtjeshuis. // Hij is een man die ook bestaat zonder gedachten aan zijn voeten.’ Lopen kinderen in de crèche met geel en rood over papier? Staat dat ‘copyright’ er nog voor iets anders dan alleen maar voor het stafrijm?
Moll heeft het verder – onder meer – ook nog over ‘Billen’, ‘Nagels’, ‘Wangen’ en ‘Wallen’, enfin, zowat de hele mannelijke anatomie passeert de revue. En uiteraard mag de penis niet ontbreken – maar het blijft zedig: ‘nooit praten we / over de pikken van onze vaders’, heet het in het enige gedicht in deze twee lichaamsdelencycli met een niet-anatomische titel: ‘Nooit’. ’t Lijkt de naam van God wel, zo onuitgesproken.
Het lichaam in al zijn onderdelen exact beschrijven is moeilijk: ‘Het is makkelijker een stuk niemandsland te beschrijven / dan een stel wangen’. Deze moeilijkheid staat – heel vernuftig – voor het moeilijke omgang met wat er overblijft na de dood: afwezigheid. Dat wordt schrijnend duidelijk gemaakt in de derde cyclus. De ‘je’ probeert de vader te schilderen, hij laat hem opzetten, bestelt ‘in Japan een pop van rubber en siliconen’, vilt het lichaam en kruipt in de aldus verkregen huid. ‘Wat heb je te zoeken in deze slobberman.’ Alles is tevergeefs, vader laat zich niet beter kennen. En terugkeren doet-ie al helemaal niet. Op de geprepareerde vader plaatst de ‘je’ in een onbewaakt moment ‘uit balorigheid / een oranje theemuts […] die je voor niets kreeg bij de soep’ en hij tekent op de bovenlip van de opgezette vader met verbrande kurk ‘een sierlijke Franse snor’.
Cyclus ‘V’ opent met het prozagedicht ‘Archief’, een opsomming van zaken, personen en gebeurtenissen die met de vader kunnen worden geassocieerd: ‘brieven die hij schreef’, ‘veroverde vrouwen’, ‘doelpunten’. Maar ook hier geldt dat die man voorgoed wég is – en samen met hem de tijd waarin je hem wel beter had kunnen leren kennen: ‘Als ik scherp naar hem wil kijken / ontsnapt hij’.
Moll hanteert het procédé van de opsomming een paar keer: na elkaar geplaatste disparate elementen veroorzaken de indruk van een fragmentarisch, niet tot een eenheid samen te brengen en dus min of meer vergeefs bestaan. Zo vindt de ik in het laatste gedicht van de bundel, ‘Na zijn dood’ (witte letters op zwart), in zijn vaders kleren ‘een broos buskaartje uit 1973’, een eindje touw, een boodschappenlijstje, ‘een krantenstuk over Matisse / en een gekopieerde bladzijde uit een boek over het repareren van wasmachines’.
Ondertussen neemt een dreiging toe. Bijvoorbeeld in de aanwezigheid van de honden, die door de vader ‘op vrijdag’ werden begraven, die door de vader werden doodgeschopt, en die in ‘Biografie van het lichaam’ grommen. Wat had die vader met honden? Er wordt ook een paar keer over drank en zelfmoord gesproken.
Wat er ook van zij, de zoon doet wat zonen ten aanzien van vaders doen: hen vermoorden maar er ook naar opkijken. Hier herinnert de zoon zich een nacht met zijn vader ergens in Frankrijk toen ze – omdat er niets anders beschikbaar was – op hotel in hetzelfde bed moesten slapen. En nu mist hij hem: ‘Het liefst zou ik zijn indrukwekkende cementzakkenschouders hebben / de schouders waar ik op zat.’ De zoon beziet zijn vader en voelt meteen dat hij zijn plaats bekleedt in een generationele continuïteit: hij moet de tijd doorgeven die ter beschikking staat. Tijdens het scheren ziet hij uit zijn eigen gezicht de trekken en groeven van zijn vader tevoorschijn komen.
In iedere man heerst de legendarische angst
dat hij op een dag het gezicht van zijn vader tevoorschijn scheert
dat hij uit zijn eigen gezicht ontslagen is.
Legendarische angst? Wat bedoelt Maarten Moll hier met ‘legendarisch’? Hoe dan ook, deze herkenning van vaders gelaat in de eigen trekken is omineus want in het gedicht ‘Schrift’ heeft Maarten Moll het over een man die zelfmoord pleegde nadat hij had gemerkt dat zijn handschrift op dat van zijn vader was gaan lijken. En zijn horloge, dat hij zelf van zijn vader had, geeft de vader niet door aan de zoon.
En waar is de moeder in deze anatomische les? Zij is: ‘een vrouw waar [de vader] meer om treurt dan gedacht’. Zij is een vrouw met ogen ‘die nooit verder keken dan de provinciehoofdstad’. Dat deed de vader namelijk wel: ‘Anders dan die / van mijn moeder […] / las ik in zijn ogen het verlangen.’ (Tussen ‘dan’ en ‘die’ ontbreekt een ‘in’.) Maar dat verlangen is nooit vervuld. De vader omcirkelt in zijn atlas exotisch klinkende toponiemen, om daar vervolgens nooit heen te gaan. Hij is te gehecht aan zijn kranten en blijft ‘een man met speculaas op brood’. Je ziet, als je het goed kijkt, dat verlangen in veel mannenogen opduiken:
Het zijn de ogen die je elke dag weer tegenkomt in trams, op perrons
in wachtkamers, kantoortuinen, bij de groenten.
Kantoortuinen zijn kantoorruimten die bestaan uit kantooreenheden die door middel van planten van elkaar zijn gescheiden. Daar kun je – inderdaad – mannenogen zien met onvervuld verlangen in. Zou dat bij Het Parool ook zo zijn?
En wat is er nu van die zelfmoord? Niets dus. Vader is gewoon in zijn stoel gestorven. En zijn geheimen? Die zijn er niet. Er wordt geen ‘dagboeken vol verschrikkelijke / familiegeheimen’ aangetroffen. De vader ‘liet niets achter wat we niet kenden’. Alleen dat buskaartje uit 1973. Dat was er een ‘naar Münster’. ‘[W]e weten wat hij in 1973 in Münster deed’, besluit Moll zijn debuutbundel. Maar hij vertelt het ons niet.
Maarten Moll
Lichaam
Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2011
70 p./ € 24,95
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2011-7
Maarten Moll (1966) is als boekenredacteur voor Het Parool in het literaire wereldje geen onbekende. Hij debuteert als dichter met de bundel Lichaam.
Meteen vaalt de zeer fraaie boekverzorging van Melle Hammer op. Door het grote en brede formaat kunnen ook de langste en breedst uitlopende gedichten op één bladzijde. Opmerkelijk is de strenge zwart-witte afwerking: zowel voor- als achteraan steken acht zwarte bladzijden, met daarop witte letters. Vooraan zijn dat de titelbladzijde, de inhoud en het motto (van John Updike: ‘It’s easy to love people in memory; the hard thing is to love them when they are in front of you’); achteraan zijn dat het colofon en de laatste gedichtencyclus. Die staat dan ook, zo leer je al meteen uit de titels van de gedichten, in het teken van de dood. Het geheel oogt mooi en sober, maar heeft met een voor een dichtbundel toch normverleggende ‘€ 24,95’ toch ook wel een stevig prijskaartje.
Maarten Moll schrijft over de overleden vader – zo gaat dat met dichters die laat debuteren. Moll schrijft dat overlijden van zich af. Het zwart is het zwart van de rouw – en rouwen is altijd ook een omgang zoeken met de aflijvige. Letterlijk: af-lijvig. De dood neemt iets mee en laat een vreselijk concreet (vleselijk) lichaam achter. Wat doe je daarmee? En vooral: wat heb je al die jaren dat het wel nog bezield was er niet mee gedaan?
Je bent de zoon van de man wiens lichaam je niet kent.
Als je hem moet identificeren aan de hand van een lijk zonder hoofd
krijg je het moeilijk.
Deze openingsstrofe van het eerste gedicht van de ‘Lichaam’ getitelde eerste cyclus vind ik wat lapidair gesteld maar heeft wel het voordeel van de duidelijkheid. Moll valt meteen met de deur in huis. Ik ga er even met de loep over. De ‘Je’ blijkt verderop in de bundel ook een ‘ik’ te zijn want ook die ‘ik’ heeft het voortdurend over een overleden vader. ‘Je bent de zoon van de man wiens lichaam…’: had er niet beter ‘een man’ gestaan in plaats van ‘de man’ – want zoals het er nu staat, met dat bepaalde lidwoord, kent de ‘je’ de lichamen van alle andere mannen wél. En in regel 2 krijgt de uitdrukking ‘aan de hand van…’ een macabere connotatie doordat ‘een lijk’ er op volgt. Regel 3 leest dubbelzinnig want wat is moeilijk: het identificeren of gaat het hier over verdriet?
De vraag rijst al meteen in deze eerste regels of Maarten Moll elk woord echt zo heeft overwogen zoals ik ze hier duid (‘de man’, ‘aan de hand van’ en het ‘moeilijk’ krijgen)?
Inhoudelijk kan er geen twijfel bestaan: Moll wil het hebben over de omgang met het lichaam van een persoon die zo lang (‘Meer dan veertig jaar’) in die mate fysiek nabij is geweest – ‘Je hebt met hem gezwommen, je hebt hem aangeraakt, maar niet goed opgelet’ – dat het zeer vertrouwd had kunnen zijn. Quod non: het lichaam van de vader is onbekend.
Meer dan veertig jaar hebben je ogen aan de man kunnen wennen
[…]
Je hebt hem duizend keer gezien, en als hij vermist wordt
kun je dan meer dan een gelijkende compositietekening maken?
In de cycli ‘II’ en ‘VI’ zoomt Moll in op een aantal lichaamsdelen, in ‘IV’ op lichaamssappen. ‘Handen’ begint al even lapidair, een tikkeltje onsmakelijk eigenlijk: ‘Zou ik ze herkennen als ze in een glazen pot op sterk water / voor me op tafel werden gezet?’ (En de formulering is ook weer dat tikkeltje te onnauwkeurig want er had misschien beter gestaan: ‘op sterk water in een glazen pot’.) In ‘Voeten’ (zelfde uitgangspunt: hoe zien de voeten van mijn vader er uit?) staan lelijke en wringende verzen als ‘Zijn voeten willen dopen in gele en rode verf en hem over papier laten lopen / want op voetafdrukken rust niet het copyright van crèches’ naast het mooie ‘Nietszeggende voeten eigenlijk, voeten als een rijtjeshuis. // Hij is een man die ook bestaat zonder gedachten aan zijn voeten.’ Lopen kinderen in de crèche met geel en rood over papier? Staat dat ‘copyright’ er nog voor iets anders dan alleen maar voor het stafrijm?
Moll heeft het verder – onder meer – ook nog over ‘Billen’, ‘Nagels’, ‘Wangen’ en ‘Wallen’, enfin, zowat de hele mannelijke anatomie passeert de revue. En uiteraard mag de penis niet ontbreken – maar het blijft zedig: ‘nooit praten we / over de pikken van onze vaders’, heet het in het enige gedicht in deze twee lichaamsdelencycli met een niet-anatomische titel: ‘Nooit’. ’t Lijkt de naam van God wel, zo onuitgesproken.
Het lichaam in al zijn onderdelen exact beschrijven is moeilijk: ‘Het is makkelijker een stuk niemandsland te beschrijven / dan een stel wangen’. Deze moeilijkheid staat – heel vernuftig – voor het moeilijke omgang met wat er overblijft na de dood: afwezigheid. Dat wordt schrijnend duidelijk gemaakt in de derde cyclus. De ‘je’ probeert de vader te schilderen, hij laat hem opzetten, bestelt ‘in Japan een pop van rubber en siliconen’, vilt het lichaam en kruipt in de aldus verkregen huid. ‘Wat heb je te zoeken in deze slobberman.’ Alles is tevergeefs, vader laat zich niet beter kennen. En terugkeren doet-ie al helemaal niet. Op de geprepareerde vader plaatst de ‘je’ in een onbewaakt moment ‘uit balorigheid / een oranje theemuts […] die je voor niets kreeg bij de soep’ en hij tekent op de bovenlip van de opgezette vader met verbrande kurk ‘een sierlijke Franse snor’.
Cyclus ‘V’ opent met het prozagedicht ‘Archief’, een opsomming van zaken, personen en gebeurtenissen die met de vader kunnen worden geassocieerd: ‘brieven die hij schreef’, ‘veroverde vrouwen’, ‘doelpunten’. Maar ook hier geldt dat die man voorgoed wég is – en samen met hem de tijd waarin je hem wel beter had kunnen leren kennen: ‘Als ik scherp naar hem wil kijken / ontsnapt hij’.
Moll hanteert het procédé van de opsomming een paar keer: na elkaar geplaatste disparate elementen veroorzaken de indruk van een fragmentarisch, niet tot een eenheid samen te brengen en dus min of meer vergeefs bestaan. Zo vindt de ik in het laatste gedicht van de bundel, ‘Na zijn dood’ (witte letters op zwart), in zijn vaders kleren ‘een broos buskaartje uit 1973’, een eindje touw, een boodschappenlijstje, ‘een krantenstuk over Matisse / en een gekopieerde bladzijde uit een boek over het repareren van wasmachines’.
Ondertussen neemt een dreiging toe. Bijvoorbeeld in de aanwezigheid van de honden, die door de vader ‘op vrijdag’ werden begraven, die door de vader werden doodgeschopt, en die in ‘Biografie van het lichaam’ grommen. Wat had die vader met honden? Er wordt ook een paar keer over drank en zelfmoord gesproken.
Wat er ook van zij, de zoon doet wat zonen ten aanzien van vaders doen: hen vermoorden maar er ook naar opkijken. Hier herinnert de zoon zich een nacht met zijn vader ergens in Frankrijk toen ze – omdat er niets anders beschikbaar was – op hotel in hetzelfde bed moesten slapen. En nu mist hij hem: ‘Het liefst zou ik zijn indrukwekkende cementzakkenschouders hebben / de schouders waar ik op zat.’ De zoon beziet zijn vader en voelt meteen dat hij zijn plaats bekleedt in een generationele continuïteit: hij moet de tijd doorgeven die ter beschikking staat. Tijdens het scheren ziet hij uit zijn eigen gezicht de trekken en groeven van zijn vader tevoorschijn komen.
In iedere man heerst de legendarische angst
dat hij op een dag het gezicht van zijn vader tevoorschijn scheert
dat hij uit zijn eigen gezicht ontslagen is.
Legendarische angst? Wat bedoelt Maarten Moll hier met ‘legendarisch’? Hoe dan ook, deze herkenning van vaders gelaat in de eigen trekken is omineus want in het gedicht ‘Schrift’ heeft Maarten Moll het over een man die zelfmoord pleegde nadat hij had gemerkt dat zijn handschrift op dat van zijn vader was gaan lijken. En zijn horloge, dat hij zelf van zijn vader had, geeft de vader niet door aan de zoon.
En waar is de moeder in deze anatomische les? Zij is: ‘een vrouw waar [de vader] meer om treurt dan gedacht’. Zij is een vrouw met ogen ‘die nooit verder keken dan de provinciehoofdstad’. Dat deed de vader namelijk wel: ‘Anders dan die / van mijn moeder […] / las ik in zijn ogen het verlangen.’ (Tussen ‘dan’ en ‘die’ ontbreekt een ‘in’.) Maar dat verlangen is nooit vervuld. De vader omcirkelt in zijn atlas exotisch klinkende toponiemen, om daar vervolgens nooit heen te gaan. Hij is te gehecht aan zijn kranten en blijft ‘een man met speculaas op brood’. Je ziet, als je het goed kijkt, dat verlangen in veel mannenogen opduiken:
Het zijn de ogen die je elke dag weer tegenkomt in trams, op perrons
in wachtkamers, kantoortuinen, bij de groenten.
Kantoortuinen zijn kantoorruimten die bestaan uit kantooreenheden die door middel van planten van elkaar zijn gescheiden. Daar kun je – inderdaad – mannenogen zien met onvervuld verlangen in. Zou dat bij Het Parool ook zo zijn?
En wat is er nu van die zelfmoord? Niets dus. Vader is gewoon in zijn stoel gestorven. En zijn geheimen? Die zijn er niet. Er wordt geen ‘dagboeken vol verschrikkelijke / familiegeheimen’ aangetroffen. De vader ‘liet niets achter wat we niet kenden’. Alleen dat buskaartje uit 1973. Dat was er een ‘naar Münster’. ‘[W]e weten wat hij in 1973 in Münster deed’, besluit Moll zijn debuutbundel. Maar hij vertelt het ons niet.
Maarten Moll
Lichaam
Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2011
70 p./ € 24,95
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2011-7
gisteren en vandaag 346
Van gisteren zou ik kunnen onthouden dat we, na een eerste poging om aan de dag te beginnen, tot twaalf uur sliepen.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond verwacht ik E., die de foto’s van de begraafplaats in Steenbrugge komt bekijken.
Vandaag moet ik werken in Brussel. Vanavond verwacht ik E., die de foto’s van de begraafplaats in Steenbrugge komt bekijken.
maandag 12 december 2011
gisteren en vandaag 345
Van gisteren zou ik kunnen onthouden dat T. vertelde over haar uitstap naar Bonn.
Vandaag breng ik nog eens samen met S. door in de Visart.
Vandaag breng ik nog eens samen met S. door in de Visart.
zondag 11 december 2011
wolken 249
Paul Auster, Op reis in het scriptorium
249
(…) deze keer is het geluk aan de zijde van meneer Blanco, en de demonen blijven hem bespaard, en als hij zijn ogen dichtdoet, is hij terug in het verleden, hij zit in een of andere houten stoel, hij gelooft dat het een Adirondackstoel heet, op een grasveld ergens op het platteland, op een afgelegen en landelijke plek, met overal om hem heen groen gras, en het is warm weer, warm zoals het ’s zomers warm is, met een wolkeloze hemel terwijl de zon vol op zijn huid schijnt, en daar ligt meneer Blanco dus, vele jaren geleden naar het schijnt, in de dagen van zijn vroege mannelijkheid, zittend in de Adirondackstoel met een klein kind in zijn armen (…) (132)
249
(…) deze keer is het geluk aan de zijde van meneer Blanco, en de demonen blijven hem bespaard, en als hij zijn ogen dichtdoet, is hij terug in het verleden, hij zit in een of andere houten stoel, hij gelooft dat het een Adirondackstoel heet, op een grasveld ergens op het platteland, op een afgelegen en landelijke plek, met overal om hem heen groen gras, en het is warm weer, warm zoals het ’s zomers warm is, met een wolkeloze hemel terwijl de zon vol op zijn huid schijnt, en daar ligt meneer Blanco dus, vele jaren geleden naar het schijnt, in de dagen van zijn vroege mannelijkheid, zittend in de Adirondackstoel met een klein kind in zijn armen (…) (132)
gisteren en vandaag 344
Van gisteren wil ik mij herinneren dat ik een hand kreeg van iemand van wie ik het niet meer verwachtte - maar wat is het waard? -, dat ik een vriendelijk gesprekje had met A.-L. toen ik samen met haar een Magnum frisco ging halen in de nachtwinkel aan de Duinkerkelaan in De Panne, en dat er in Bleu van Krzysztof Kieślowski zowel een benjispringer als een koorddanser voorkomen, wat me dan weer deed denken aan de reportage over een Zwitserse koorddanser die ik eerder deze week op tv zag.
Vandaag breng ik het grootste deel van de dag door in De Panne, vanavond spelen we met T. ons wekelijks spelletje scrabble in de Eikenberg.
Vandaag breng ik het grootste deel van de dag door in De Panne, vanavond spelen we met T. ons wekelijks spelletje scrabble in de Eikenberg.
zaterdag 10 december 2011
gisteren en vandaag 343
Van gisteren wil ik mij de voortreffelijke seldersoep met sint-jacobsnoten en un soupçon de truffe herinneren, slechts een onderdeel van het copieuze etentje dat G. ons aanbood in Lovendegem.
Vandaag moet ik opschieten in De Tijgerkat van Giuseppe Tomasi di Lampedusa, maar er zijn ook de kinderen die komen eten, het voorlezen, van kwart voor vijf tot half zes, in boekhandel Raaklijn en het voornemen om daarna, samen met S. en A.-L., naar De Panne te gaan.
Vandaag moet ik opschieten in De Tijgerkat van Giuseppe Tomasi di Lampedusa, maar er zijn ook de kinderen die komen eten, het voorlezen, van kwart voor vijf tot half zes, in boekhandel Raaklijn en het voornemen om daarna, samen met S. en A.-L., naar De Panne te gaan.
vrijdag 9 december 2011
wolken 246-248
Heleen Bosma, Oostenwind
246
De lucht brak, Eschers hand / verscheen aan de hemel / stak af in witte stralen / tegen wilde lentewolken (9)
247
Het is het klein gevoel / zegt een jonge boer bedaard. / Het ontkiemt samen / met het zaad in de akkers, / waait als een inademing / tussen tipi’s, wolken en fluitenkruid. (35)
248
Een novemberdag, de wind / striemt over vermolmd maïs / jaagt wolken aan flarden / er kan niet anders dan af en toe / het lichtste lenteblauw tevoorschijn komen (…) // Je denkt aan de wolken in kleuren / waar je net geen namen voor wist / en dat je geen idee had wat je had gemist. (46)
246
De lucht brak, Eschers hand / verscheen aan de hemel / stak af in witte stralen / tegen wilde lentewolken (9)
247
Het is het klein gevoel / zegt een jonge boer bedaard. / Het ontkiemt samen / met het zaad in de akkers, / waait als een inademing / tussen tipi’s, wolken en fluitenkruid. (35)
248
Een novemberdag, de wind / striemt over vermolmd maïs / jaagt wolken aan flarden / er kan niet anders dan af en toe / het lichtste lenteblauw tevoorschijn komen (…) // Je denkt aan de wolken in kleuren / waar je net geen namen voor wist / en dat je geen idee had wat je had gemist. (46)
wolken 244-245
Peter WJ Brouwer, Landdieren
244
Zelfs als de vogel in mijn hand valt / uit mijn oog ik de wolk pluk / die ik terug in de zomer pas // en de puzzel van een tijd / weer compleet maak, // maak ik daarmee / zijn vlucht niet ongedaan. (9)
245
Gedenk / van alles de regen / met zijn vluchtende / vogels, het lood van de wolken, / de dood, het meisje // de neerval. (16)
244
Zelfs als de vogel in mijn hand valt / uit mijn oog ik de wolk pluk / die ik terug in de zomer pas // en de puzzel van een tijd / weer compleet maak, // maak ik daarmee / zijn vlucht niet ongedaan. (9)
245
Gedenk / van alles de regen / met zijn vluchtende / vogels, het lood van de wolken, / de dood, het meisje // de neerval. (16)
driekleur 80
Op de roodachtige klei groeiden de planten wanordelijk door elkaar: de bloemen kwamen te voorschijn waar het God behaagde en de hagen van mirte schenen daar meer geplaatst te zijn om het lopen te verhinderen dan om de voetstappen richting te geven. Op de achtergrond spreidde een Flora, bevlekt door geelzwart korstmos, berustend haar meer dan een eeuw oude charme ten toon (…)
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 11
Giuseppe Tomasi di Lampedusa, De Tijgerkat, 11
gisteren en vandaag 342
Van gisteren hoef ik niets bijzonders te onthouden.
Vandaag moet ik – uitzonderlijk op vrijdag – werken in Brussel, vanavond worden wij verwacht in Zomergem.
Vandaag moet ik – uitzonderlijk op vrijdag – werken in Brussel, vanavond worden wij verwacht in Zomergem.
donderdag 8 december 2011
mijn woordenboek 346
APOLITIEK
Hoe beperkter de vrijheid van onderdanen, hoe groter hun politieke betrokkenheid. Kijk naar de gretigheid waarmee de ingezetenen van de Oostbloklanden met hun grauwe kleren en veel te grote brillen en dampende Trabantjes het westerse kapitalisme en de bijhorende democratie omarmden; kijk naar de doodsverachting waarmee totalitaire regimes worden bestreden – met de man die in China voor een tank ging staan als icoon; kijk naar de verbetenheid waarmee tienduizenden Noord-Afrikanen, Jemenieten, Syriërs en nu Russen het voorbije jaar voor meer inspraak hebben gevochten. Kijk ook naar de opkomst bij verkiezingen die in jongere democratieën altijd opvallend hoog is, in elk geval hoger dan in oudere, verdoofde, ingedommelde democratieën. Zoals de onze. Een apolitieke houding gedijt – mutatis mutandis – het best waar de vrijheid niet in gevaar is.
Een democratisch bestel heeft, zeker in vergelijking met dictaturen en tirannieën die het niet nauw nemen met wat wij ‘de mensenrechten’ noemen, vele voordelen maar toch ook een paar minpuntjes – en het is vreemd te moeten vaststellen dat daarop een taboe rust. Het vergt politieke incorrectheid om die minpuntjes ter sprake te brengen. Een ervan is dat een democratie uit zichzelf niet bij machte lijkt om te beletten dat bij de talrijken die het voorrecht genieten er in te kunnen leven een neiging tot apolitieke instelling ontstaat. In een democratie lijkt niet alleen het bestuur maar op den duur ook het denken te worden gedelegeerd – en dat maakt een democratie tot een bij uitstek gevaarlijke bestuursvorm: de onderdanen worden minder alert en zijn daardoor een gemakkelijke prooi van misleiding. Bijvoorbeeld door het feit dat het democratisch systeem waaraan zij hun macht hebben afgestaan onmerkbaar verglijdt tot iets wat nog wel de gedaante van een democratie aanneemt maar het eigenlijk niet meer is.
Wij, die zolang ingedommeld waren, worden in deze onstabiele tijd bruusk uit onze illusie gewekt. Wij worden wakker en stellen vast dat de muren dik zijn, de ramen klein en de tralies ervoor stevig. Bovendien zit de deur op slot. Wij zitten gevangen in een systeem dat ons heeft ingepalmd zonder dat wij daar iets van hebben gemerkt. Of misschien hebben wij er wel iets van gemerkt, maar dan hebben wij er toch niet adequaat op gereageerd. En dat systeem blijkt niet te zijn: een democratie. Wij huilen, wij voelen ons bedrogen, wij rukken ons de haren uit het hoofd: waren wij al die tijd maar niet zo apolitiek geweest!
Maar wat voor een systeem is dat dan waarin wij ontwaken? Het is een systeem dat perfect overeenstemt met de makke, luie, gedachteloos consumerende en de neus voor politiek ophalende schapen die wij intussen geworden zijn. Schapen die de politici zakkenvullers noemen. Schapen die zien dat de hebzucht die hen drijft ook op de hoogste niveaus een drijfveer is. Schapen die zien dat de wolscheerders het meeste macht hebben. Eenzame schapen bovendien, die op zoek naar het groenste gras de kudde uit het oog verloren en het blaten verleerd zijn.
Hoe beperkter de vrijheid van onderdanen, hoe groter hun politieke betrokkenheid. Kijk naar de gretigheid waarmee de ingezetenen van de Oostbloklanden met hun grauwe kleren en veel te grote brillen en dampende Trabantjes het westerse kapitalisme en de bijhorende democratie omarmden; kijk naar de doodsverachting waarmee totalitaire regimes worden bestreden – met de man die in China voor een tank ging staan als icoon; kijk naar de verbetenheid waarmee tienduizenden Noord-Afrikanen, Jemenieten, Syriërs en nu Russen het voorbije jaar voor meer inspraak hebben gevochten. Kijk ook naar de opkomst bij verkiezingen die in jongere democratieën altijd opvallend hoog is, in elk geval hoger dan in oudere, verdoofde, ingedommelde democratieën. Zoals de onze. Een apolitieke houding gedijt – mutatis mutandis – het best waar de vrijheid niet in gevaar is.
Een democratisch bestel heeft, zeker in vergelijking met dictaturen en tirannieën die het niet nauw nemen met wat wij ‘de mensenrechten’ noemen, vele voordelen maar toch ook een paar minpuntjes – en het is vreemd te moeten vaststellen dat daarop een taboe rust. Het vergt politieke incorrectheid om die minpuntjes ter sprake te brengen. Een ervan is dat een democratie uit zichzelf niet bij machte lijkt om te beletten dat bij de talrijken die het voorrecht genieten er in te kunnen leven een neiging tot apolitieke instelling ontstaat. In een democratie lijkt niet alleen het bestuur maar op den duur ook het denken te worden gedelegeerd – en dat maakt een democratie tot een bij uitstek gevaarlijke bestuursvorm: de onderdanen worden minder alert en zijn daardoor een gemakkelijke prooi van misleiding. Bijvoorbeeld door het feit dat het democratisch systeem waaraan zij hun macht hebben afgestaan onmerkbaar verglijdt tot iets wat nog wel de gedaante van een democratie aanneemt maar het eigenlijk niet meer is.
Wij, die zolang ingedommeld waren, worden in deze onstabiele tijd bruusk uit onze illusie gewekt. Wij worden wakker en stellen vast dat de muren dik zijn, de ramen klein en de tralies ervoor stevig. Bovendien zit de deur op slot. Wij zitten gevangen in een systeem dat ons heeft ingepalmd zonder dat wij daar iets van hebben gemerkt. Of misschien hebben wij er wel iets van gemerkt, maar dan hebben wij er toch niet adequaat op gereageerd. En dat systeem blijkt niet te zijn: een democratie. Wij huilen, wij voelen ons bedrogen, wij rukken ons de haren uit het hoofd: waren wij al die tijd maar niet zo apolitiek geweest!
Maar wat voor een systeem is dat dan waarin wij ontwaken? Het is een systeem dat perfect overeenstemt met de makke, luie, gedachteloos consumerende en de neus voor politiek ophalende schapen die wij intussen geworden zijn. Schapen die de politici zakkenvullers noemen. Schapen die zien dat de hebzucht die hen drijft ook op de hoogste niveaus een drijfveer is. Schapen die zien dat de wolscheerders het meeste macht hebben. Eenzame schapen bovendien, die op zoek naar het groenste gras de kudde uit het oog verloren en het blaten verleerd zijn.
gisteren en vandaag 341
Van gisteren kan ik alleen maar zeggen dat de dag nogal geschiedenisloos verlopen is.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
woensdag 7 december 2011
gisteren en vandaag 340
Van gisteren zou ik kunnen onthouden dat ik op de trein met veel interesse zowel Casanova als Houellebecq las.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
Vandaag moet ik werken in Brussel.
dinsdag 6 december 2011
reactie
Een mooie foto van die schoolkoer. Een mooi evenwicht tussen die boom en die cirkel. In de segmenten van de cirkel staan stereotiepe tekeningen, van schooljuffrouwen. Daarom is de cirkel doods en de boom springlevend. Ik heb er lang naar gekeken. Op het eerste gezicht zo vertrouwd, een schoolkoer die we kennen. Maar de kinderen zijn weg en het gebouw lijkt hermetisch gesloten. Een boom met een bloeiende kruin en kringen in zijn lijf. Altijd herbeginnen. Het gaat tussen leven en dood - altijd - en hier zo duidelijk.
S.
S.
gisteren en vandaag 339
Van gisteren wil ik onthouden dat ik een heel goed gesprek had met T.
Vandaag moet ik werken in Brussel. In de voormiddag heb ik een paar uur de tijd om te lezen en te schrijven.
Vandaag moet ik werken in Brussel. In de voormiddag heb ik een paar uur de tijd om te lezen en te schrijven.
maandag 5 december 2011
wolken 241-243
Tolstoj, De Kreutzersonate
241
De hemel was bedekt met een donkere, laaghangende wolk. (166)
242
Donkere wolken jagen / En de storm raast met geweld / Alsof kinderstemmen klagen / Of een roofdier in het veld… (195)
243
‘Donkere wolken jagen…!’ riep Petroecha en hij verdween. (197)
241
De hemel was bedekt met een donkere, laaghangende wolk. (166)
242
Donkere wolken jagen / En de storm raast met geweld / Alsof kinderstemmen klagen / Of een roofdier in het veld… (195)
243
‘Donkere wolken jagen…!’ riep Petroecha en hij verdween. (197)
gisteren en vandaag 338
Van gisteren zal ik niet vergeten hoe de warmte van A.’s houtkachel alle kilte wegblies, hoe G. vertelde over haar enkele reis naar India en T. over het bezoek van haar stugge zus.
Vandaag moet ik drukproeven nalezen in Gent en spreken met T.
Vandaag moet ik drukproeven nalezen in Gent en spreken met T.
zondag 4 december 2011
gisteren en vandaag 337
Van gisteren wil ik vooral veel vergeten maar niet dat S. en ik H. in een uitgelaten stemming ontvingen.
Vandaag moeten er herstellingswerken worden uitgevoerd.
Vandaag moeten er herstellingswerken worden uitgevoerd.
zaterdag 3 december 2011
gisteren en vandaag 336
Van gisteren wil ik onthouden dat het me deugd deed eens met B., die ik toevallig tegen het lijf liep in de bibliotheek, te kunnen spreken over T. – en dat ik ’s avonds bij het vuur samen met S. en Z. uitgeteld naar ‘Superfans’ keek, over mensen die er hun bestaansvervulling in vinden om alles te verzamelen over of in de huid te kruipen van of zoveel mogelijk in de nabijheid te vertoeven van Eddy Merckx, Elvis Presley, Christophe, Natalia en Garry Hagger.
Vandaag heb ik eerst wat tijd om te lezen en te schrijven. Dan komt H. naar de Eikenberg en vanavond gaan we naar A.
Vandaag heb ik eerst wat tijd om te lezen en te schrijven. Dan komt H. naar de Eikenberg en vanavond gaan we naar A.
vrijdag 2 december 2011
gisteren en vandaag 335
Van gisteren zou ik me kunnen herinneren dat er in mijn keuken een mot opvloog en op de kaart van Frankrijk nabij het stadje Clamecy neerstreek om vervolgens langs de N151 naar Auxerre te wandelen.
Vandaag heb ik tijd voor lezen en schrijven. Misschien begin ik eindelijk eens aan de voorbereiding van mijn interview met Paul Demets voor Poëziekrant. Maar eigenlijk zou ik liever andere zaken lezen, en nog het liefst van al schrijven. Deze namiddag komt S. langs voor koffie en vanavond voor het eten met mijn kinderen. Ik zou ook willen fietsen en naar de bibliotheek gaan en misschien vanavond naar een film kijken, hopelijk een die beter is dan Mon Pire Cauchemar van Anne Fontaine, die we gisteren in de cinema zagen. Enfin, de dag zal weer veel te kort zijn.
Vandaag heb ik tijd voor lezen en schrijven. Misschien begin ik eindelijk eens aan de voorbereiding van mijn interview met Paul Demets voor Poëziekrant. Maar eigenlijk zou ik liever andere zaken lezen, en nog het liefst van al schrijven. Deze namiddag komt S. langs voor koffie en vanavond voor het eten met mijn kinderen. Ik zou ook willen fietsen en naar de bibliotheek gaan en misschien vanavond naar een film kijken, hopelijk een die beter is dan Mon Pire Cauchemar van Anne Fontaine, die we gisteren in de cinema zagen. Enfin, de dag zal weer veel te kort zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)