AFPERSEN
Het lijkt op het eerste gezicht een immorele aangelegenheid en het wordt ook juridisch als dusdanig gedefinieerd: bij iemand geld of materiële goederen of gunsten afdwingen op straffe van iets kenbaar te maken wat het daglicht niet mag zien, is een misdaad. Neem, bij wijze van klassiek voorbeeld, de dorpsnotabele, bij voorkeur van christelijken huize, gespot in een huis van lichte zeden, morsend met bubbels en frutselend aan een schaars geklede deerne terwijl moeder de vrouw thuis wacht bij een pot pruttelende hutsepot. Indien nu een zekere X, dorpsgenoot, deze voor Y reputatie-bedreigende losbandigheid te gelde wenst te maken, dan kan hij aan het afpersen slaan. Hij – altijd een hij, natuurlijk, gezien het desbetreffende etablissement – kan dan maar bij voorkeur zelf niet in beeld komen: hij loopt immers het gevaar om, door zijn klaarblijkelijke aanwezigheid op de locus delicti, voor hoerenloper te worden versleten.
Het lijkt mij duidelijk dat – hoe laakbaar ook het gedrag van de morsende en frutselende notabele, zeker als hij van christelijken huize is – deze vorm van afpersing weinig eerbaar is. Er staan straffen op. Maar de afperser treedt ook een andere code dan die van het strafwetboek met de voeten. Het gaat dan om een laat ons maar zeggen bij uitstek mannelijke code – waarbij morsen en frutselen moeten kunnen: niemand van ons, mannen, heeft er toch ooit om gevraagd zo’n zwaar kruis te moeten dragen, en met moeder de vrouw thuis, die pruttelpot, is het ook allang niet meer van je dat.
De zaken staan er evenwel ánders voor wanneer de afpersing wordt uitgevoerd door een X die zelf het slachtoffer is geworden van door een al dan niet christelijke geïnspireerde Y gestelde daden – en wel in een situatie waarbij hem zelf niets kan worden verweten. Het motief voor de afpersing is hier niet louter geldgewin maar wel: pure en onversneden wraak. Zo is het beslist denkbaar dat – alweer bij wijze van klassiek voorbeeld – een X die op nog jeugdige leeftijd door een pedofiele Y werd misbruikt, jaren later afpersing overweegt, teneinde toch een zekere genoegdoening te bekomen. Maar evenzeer is het denkbaar dat hij daarvoor zou terugschrikken omdat hij er nu eenmaal, gezien de culturele omgeving waarin hij is grootgebracht, van doordrongen is dat dit een immorele daad zou zijn.
Ik heb daar zo mijn twijfels bij, dat afpersing uit wraak zo immoreel is. Ik zeg niet dat het hoogstaand is, maar immoreel? Of, nuance, het tweede voorbeeld levert dan toch zeker een minder immorele vorm van afpersing dan in het eerste voorbeeld.
Hetgeen, indien het waar is en verdedigbaar, tot de volgende paradoxale vaststelling zou leiden: de zelf, althans binnen een christelijke traditie, zonder discussie immoreel te noemen wraak als motief zou het eventueel immorele karakter van het afpersen uitwissen of dan toch zeker verminderen.
De vraag is natuurlijk in hoeverre voor dat soort geleden leed ooit genoegdoening mogelijk kan zijn. Hoevéél zou zoiets moeten kosten?