woensdag 9 juli 2008

Dag 315 vVH&C

080701 – Een wandeling op de terrils in de buurt van Mons (België) en Condé (Frankrijk). De vreemdheid van dat land. We worden gegidst door een Franstalige man die bijzonder vriendelijk is en heel goed Nederlands spreekt. Hij maakt van die charmante foutjes: ‘plotselijk’ en ‘wandelpadden’. Maar hij doet zijn werk met heel veel kennis van zaken en toewijding. In de Ardennen leidt hij ook mensen rond, maar dan wel mensen die geïnteresseerd zijn in beverburchten. Waarom bevers burchten bouwen? Gewoon omdat ze een voldoende hoog waterpeil nodig hebben om te kunnen zwemmen. Maar waarom moeten ze kunnen zwemmen als ze geen vis eten? Vreemd is dat. Mocht ik bever zijn, het zou me toch eenvoudiger lijken om te evolueren naar een zoogdier dat geen burchten bouwt, dan om dat omslachtige burchten bouwen in stand te houden. Maar, zo zegt onze gids, die op de terrils van de Borinage vertelt wat hij normaal gezien in de Ardennen hoort te vertellen en daarmee verraadt dat hij misschien wel meer aan bevers zijn hart heeft verpand dan aan terrils, met die burchten houden de bevers een heel ecosysteem in stand. Sommigen vinden bevers schadelijk, maar wat zou er gebeuren mochten bijvoorbeeld in Canada de tienduizenden bevers die er nu medeverantwoordelijk zijn voor het verloop en de debieten van honderdduizenden kilometers waterloop domweg verdwijnen? Dat zou voor tal van andere soorten noodlottig zijn, bijvoorbeeld voor de zalm. Het ziet er dus naar uit dat waar het bouwen van burchten misschien niet voor de beversoort zelf nuttig is, het dat wel is voor de hele natuur – waardoor het er alle schijn van heeft dat deze wordt bestierd door een intelligentie, een principe of een wezen waarvan het praktische vernuft breder is dan dat van het knagende ingenieurstype onder de dieren.

Hé, dat is vreemd. Ik wou iets schrijven over het uiteenvallen (of het uit elkaar trekken) van ons land, waarbij het geologische verschijnsel van het inzakken van stukken land boven een ondergrond die als gevolg van het graven van steenkoolschachten en -tunnels gruyère-achtig is een rol zou hebben gespeeld, en ik kom uit bij een biologisch verhaal in evolutionair perspectief met metafysische implicaties.