zaterdag 19 juli 2008

Dag 325 vVH&C

080709 en 080719 – Er staan een paar heel mooie (Verhofstadt, Nooteboom), aangrijpende (Fens, in wiens tekst al zijn eigen dood, nauwelijks twee maanden later, doorschemert) en interessante (Claes) bijdragen in De laatste van mijn demonen, een huldeboek met teksten die na het overlijden van Hugo Claus hier en daar zijn verschenen en/of uitgesproken. Maar er staan ook enkele tenenkrullend-gênante passages in: niet alle bijdragers slagen erin om zichzelf bescheiden op te stellen, wat je bij een rouwbetoon toch zou kunnen en mogen verwachten.

Van Connie Palmen had ik het eerlijk gezegd niet anders verwacht – hoe kun je zo zelfingenomen zijn: ‘al blaften we eensgezind tegen de hondsvotten en paladijnen, wat jou het meest raakte was dat ik zei dat we natuurlijk zo woedend waren omdat we in de vleselijke nabijheid van de middelmatigen en talentlozen nog altijd alles eraan deden om hun brakke karakters op te vijzelen, zodat ze niet als geslagen honden terug hoefden te keren naar hun armzalige bestaan’. Ja, zo potsierlijk schrijft ze. Dimitri Verhulst begaat in een wat krakkemikkige vergelijking een, hoe zal ik het noemen, jeugdzonde. Hij schrijft: ‘Maar, om het in ’s mans eigen beeldspraak te zeggen, als nu uit literatuurwetenschappelijk onderzoek zou blijken dat ik een tak was aan de boom waar ook Claus’ tak aan bungelt, dan zou ik geen tegenexpertise eisen.’ Dat is ingewikkeld genoeg om te zeggen dat er ‘literaire verwantschap’ bestaat tussen Verhulst zelf en Claus – wat ik nog wel wil aannemen. Maar wat een zin! Je ziet daar Claus al bungelen, hetgeen in een huldeboek weinig appetijtelijk overkomt, en wat moet je verstaan onder ‘Claus’ tak’, en waar slaat in godsnaam ‘’s mans eigen beeldspraak’ op – om dan nog maar te zwijgen over het feit dat als Verhulst zichzelf vergelijkt met een tak aan een boom waarin ook Claus iets is, dat hij dan gerust de bescheidenheid aan de dag had kunnen leggen om Claus de stam te noemen. Of desnoods, mocht dat ‘literatuurwetenschappelijk’ gesproken beter de proef van de ‘tegenexpertise’ kunnen doorstaan, de wortel.

In een volgende bijdrage kom ik nog eens terug op de waardevolste stukken in dit mooie boekje.

En, weet u wat ik mij voorneem te doen? Ik neem mij voor Het verdriet van België te herlezen, en ook De verwondering en De zwarte keizer, en Het teken van de hamster, Het graf van Pernath en De Oostakkerse gedichten.

Div., De laatste van mijn demonen. Voor Hugo Claus, De Bezige Bij, Amsterdam, 2008, 143 p.