Overschrijven (97)
De krekels
Ik lig met open oogen in het duister
en de gordijnen aadmen op en neer,
ik heb geen lichaam en geen zwaarte meer
mijn geest is rustig en ik luister...
Rondom: het leege land met steenen,
boven: de leege lucht met sterren.
't Begin, duizenden eeuwen her,
heeft nimmer zoo nabij geschenen.
Dan, wat ik niet had moeten hooren:
des krekels heesche stroeve stemmen,
milliarden uiterst kleine remmen
schrammend de nacht... die gaat verloren.
– En er is geen rust. Er is geen nacht
oneindig en geen stilte stil.
Geen groot verlangen, geen enkele wil
kan maken, dat hij even wacht,
de eenmaal aangevangen tijd.
Ondanks de schijn van eeuwigheid
in enkle stille oogenblikken
hoor ik voortaan een fijn, schor tikken,
word ik geschonden door het weten:
ook dit wordt langzaam opgesleten
M. Vasalis (1909-1998)
Met dank aan Laurens Jz. Coster