zaterdag 8 april 2006
60 * 25,98 * 95
Ik haal D op in Male. We rijden, vanwege de windrichting, noord- en dan westwaarts: tegen de wind in naar Damme, Heist, Dudzele en, door het gehavende landschap, langs het Boudewijnkanaal richting Lissewege. Ik zie een kraai bovenop een liggende koe. Vlak voor Lissewege is er een weg geplaveid met betonnen tegels die afwisselend bolle korte zijden hebben en holle lange zijden, en holle korte zijden en bolle lange zijden, zodat ze op een vreemde maar toch consequente manier in elkaar passen. De weg ligt er zo al een paar decennia bij: D herinnert zich dat zijn kinderen, toen hij met hen langs hier naar zee fietste, zich al over het vreemde tegelpatroon verbaasden. In Zuienkerke haal ik een fles cola uit een automaat: de suikerspiegel schreeuwt om bevoorrading. Tussen de weg van Brugge naar De Haan en Stalhille ligt een wrede kasseistrook. Piëteitsvol (Parijs-Roubaix van morgen in gedachten) nemen we die zonder morren, heel professioneel de handen bovenop het stuur. Het laatste stuk laten we ons met meer dan 32 per uur drijven op de stevige rugwind – gelukkig dat die er is want ons beider bobijn is af.