‘Ja, rode.’ De krantewinkeluitbaatster schuift het pakje sigaretten en de weekendeditie van de krant naar me toe. ‘Zes euro vijfenveertig.’ Voor de drieduizendste keer moet ze aanhoren hoe meedogenloos dik die kranten in het weekend wel zijn en wie krijgt dat nu in godsnaam allemaal uitgelezen. Ik prop de papierberg in de plastic zak die ik even tevoren bij de bakker kreeg. Daar kocht ik een klein volkoren, een klein kramiek en een kratje met eieren voor bij de sla van vanavond en de asperges van morgen. Ik moet nog peterselie kopen. En echte boter. Wit, groen en geel: lente.