zondag 16 april 2006
37 * 28,39 * 132
Een koppel aalscholvers doet aan simultaanduiken, wat verderop zit er eentje zijn vleugels te drogen: met Pasen nog aan het kruis. Een blauw shirt rijdt driehonderd meter voor me uit, tweehonderd, honderd. Net op het ogenblik dat ik hem inhaal, draait hij linksaf. Ik rijd rechtdoor en hoor de bel van de overweg, waar mijn gangmaker nu wellicht aan het treinincident van vorige week in Parijs-Roubaix staat te denken. Ik memoriseer op dit nieuwe parcours de ijkpunten: acht kilometer aan de brug van Houtave, dertien aan die van Stalhille, het keerpunt op achttien. Dan zit de wind goed en haal ik makkelijk 32, 34. In de dorpskom van Stalhille vieren de narcissen in perkjes hun wederopstanding, hangt voor een raam van een hoekhuis een reclame voor Eskimo-ondergoed. Wat verderop zie ik mijn eerste zwaluw van het jaar, dit wordt dus niet het eerste zonder – dat is altijd een geruststelling, hoe lang nog? Laag overvliegend maakt een cargo zich klaar om te landen op Oostende, een bruine kiekendief blijft daar een heel eind onder. In de verte doemt het Sint-Janshospitaal op, ik schat op vijf kilometer maar het blijken er, als ik er opnieuw langs de vaart voorbijrijd, dubbel zoveel: de Polders geven een vertekend beeld van verte.