De combinatie van zulke ongerijmde zaken heeft op mij een wonderlijke uitwerking. Het ontroert me; ik zie vage, maar grandioze en sentimentele beelden van hoe de mensheid maar wat aanmoddert, hoe zij bij tienduizenden en honderdduizenden her en der wordt gejaagd door gevaarlijke gekken en fanatici: lieve, aardige en goedwillende mensen die van kinderen en huisdieren houden, van elkaar, van seks en van hun omgeving; hoe zij vergeefs proberen om systeem te ontdekken in al die spookachtige onzin en met behulp van allerlei toevalligs en onbegrijpelijks rituele gedragingen bedenken om de moed erin te houden en zich te troosten. Kan liu shui youyou. Zie hoe het water stroomt, eindeloos; aiqing xiang liu shui, de liefde is zoals het stromende water; xiang na da jiangdong qu bu hui tou, zoals die grote rivier oostwaarts gaat en niet terugkeert. Clip-clop, clip-clop. Absurd en hartverscheurend.
Rudy Kousbroek over zijn voorliefde voor populaire Chinese liedjes, in De onmogelijke liefde, 162 (Meulenhoff, 1989³)