Een ongetwijfeld malafide heerschap in de buurt van het Henegouwse La Louvière wordt op zijn nest gepakt voor een huiszoeking in verband met de omkoopaffaire in het Belgische voetbal. Auto’s parkeren voor een sjieke villa, mannen in pardessus stappen uit: politie in burger. Wat later worden zware kartonnen dozen met, naar verluidt, bezwarende documenten het huis uitgedragen en in de auto’s ingeladen. Het heerschap stapt mee in op de achterbank en verbergt zijn kop achter een map, goed beseffend dat verbergen gelijkstaat aan schuld bekennen maar ook dat verbergen tegen het batterij cameramannen weinig vermag in te brengen. Hij twijfelt tussen verbergen en zich gewoon, ongegeneerd, laten meevoeren. Maar ongegeneerd lijkt dan weer zo blufferig. Dus blijft het bij een halfslachtig verbergen. De auto rijdt met een zwierige zwaai de straat op en zet koers richting voorlopige hechtenis. (Waarom vertrekken politiewagens met een verdachte in altijd zo gezwind?)
Dat is wat we te zien krijgen. En we vinden dat evident. Maar is het dat? Wat we niet te zien krijgen is, bijvoorbeeld, hoe het komt dat daar cameraploegen staan. We vergeten dat die daar staan – maar ze staan er, anders heb je geen beelden, natuurlijk. Vroeg in de ochtend in een Waalse verkaveling. Is het evident dat de pers getipt is? Dat de pers, de vierde macht toch, wordt ingeschakeld om de public relations van de gerechtelijke politie te verzorgen?