‘Het is als met de getijden, weet u’, zei hij afwezig. ‘De barbarij, bedoel ik. Ze verdwijnt en je denkt veilig te zijn, maar ze keert altijd weer terug, altijd weer terug… en verstikt ons. Ik zie het iedere dag op school. God sta me bij. Het zijn apen die daar de aula’s bevolken. Darwin was een dromer, gelooft u mij. Niks evolutie. Voor elk exemplaar dat wél kan redeneren, moet ik het hoofd bieden aan negen orang-oetans.’
Carlos Ruiz Zafón, De schaduw van de wind, 175 (Signature, 2004)