Een half miljoen wielersupporters staan op l’Alpe d’Huez voor de klimtijdrit. Nadarafsluitingen zijn er pas vanaf kilometer vijf van de beklimming. Daarvoor moeten de renners, die tot het alleruiterste gaan, zich een weg banen tussen een pas op het laatste moment opengetrokken rits van gevaarlijke vlaggen, lillend vlees, aanmoedigingskreten en scheldwoorden, de geur van zweet en verbrande benzine, opzijspringende, volstrekt debiele, halfnaakte, domheid en onverantwoordelijkheid etalerende en vaak ook nog digitaal fotograferende of filmende, soms een heel eind meelopende fanatiekelingen en paljassen. Allemaal mannen natuurlijk. Ik kan naast de plaatsvervangende schaamte die ik voel niets anders opbrengen dan een volstrekte minachting en een onvermengde walging voor deze soort- en geslachtsgenoten. In mij borrelt een pure agressiviteit op, een onversneden, zuivere haat. Een neiging ook om bij de verschillende nationaliteiten - de vlaggen, de kleuren, de inscripties op de weg - gradaties van verwerpelijkheid te ontwaren. Je zou van minder onredelijk en intolerant worden.