In Saudi-Arabië houden jongelui zich ‘s avonds bezig met ritjes maken in de woestijn. Van de stad naar de luchthaven, en terug. Drie keer na elkaar. Ondertussen luisteren ze naar een deuntje dat het midden houdt tussen autochtoon geneuzel en een westerse beat. Ahmed, met zo’n roodwit geblokte keukendoek op z’n kruin, sakkert achter zijn stuur op andere verveelchauffeurs die naar zijn mening niet op de correcte manier een kruispunt aansnijden. Tweehonderd kilometer legt hij deze avond af. Zomaar, nergens heen. Hij komt uit op hetzelfde punt: het punt waar hij de volgende avond opnieuw zal vertrekken.
Andere jongelui, ergens in een achterbuurt, bekijken van het net geplukte pornofilmpjes op hun mobieltje (waarop wellicht niemand hen belt), maar waarschuwen de cameraman wanneer die het duistere silhouet van een voorbijstappende gesluierde vrouw filmt.
Meisjes op de universiteit – een elite! – klampen zich vast aan de reactionaire opvattingen van hun vaders. Van seksen komt alleen maar sores: ongehuwde moeders, kinderen die niet precies weten wie hun ouders zijn, abortussen…, dat soort zaken.
En zo brengt deze reportage nog meer Saudi-Arabische treurnis in beeld. Twee derden van de bevolking is er minder dan twintig. Ze sakkeren dat de brandstof er sinds de Eerste Golfoorlog drie keer duurder is geworden. Nu kost ze tien frank per liter.
Neen, ik denk niet dat we de eerstkomende halve eeuw veel goeds van Saudi-Arabië moeten verwachten.