donderdag 15 juli 2004

Computerkids

Kids en de computer. Ik weet het wel, ’t is niet echt een weertje om lekker buiten te ravotten, maar toch. Ik weet niet hoe het bij u zit, maar ik ben al het stadium gepasseerd dat ik er iets van zeg. Ze zitten voor hun scherm als konijnen voor een lichtbak. Jaag de keuntjes weg en ze komen na een halfuurtje terug. Op het scherm van de lichtbak spelen ze hun spelletjes. We kijken even over hun schouder mee en zien hoe schematische figuurtjes in een één-, twee- en in het beste geval driedimensionale ruimte allerlei onduidelijke manoeuvres uitvoeren die – heb ik het goed? – tot een bepaalde score leiden. Een score die beter, of niet beter, is dan de vorige keer. Goed voor hun ruimtelijk inzicht, zeggen we in een milde bui. Waarom zouden we er ons dus aan ergeren?
Ergernis is niet het juiste woord. ’t Is veeleer pijn, spijt, droefenis. Om alle tijd die verloren gaat en niet wordt geïnvesteerd om iets van waarde te bereiken. Een of andere kennis, een of andere vaardigheid. Want je weet, als ouder, aan welke neuroses en verslavingen je je als kind zelf beter niet had overgegeven ten einde nu niet met dat wrange gevoel te zitten dat je weliswaar dit en dat goed kunt maar niets echt goed genoeg om uit te blinken en er, daardoor, meer voldoening van te hebben…