zaterdag 27 september 2025

LVO 285

fragment uit Het maaiveld


De straf die ik van meneer Vandamme kreeg, was niet de enige in mijn lagereschoolcarrière. In het eerste of tweede leerjaar had ik er ook eens een gekregen. Ik herinner mij niet meer als gevolg van welk vergrijp, maar ik weet wel nog dat ik als de dood was voor de reactie van mijn ouders. Want zij konden niet anders dan het weten aangezien ik verondersteld werd ‘s anderendaags mijn gemaakte straf mét de handtekening van vader of moeder in te dienen. Om de confrontatie te ontlopen, die onvermijdelijk was om de handtekening te verkrijgen, vatte ik een drastisch strijdplan op.

Ik zette mijn wekker en begon de volgende ochtend om zes uur mijn straf te schrijven. Twee of vier bladzijden, dat weet ik niet meer. Ik denk dat het er twee waren. Maar goed, toen ik daarmee klaar was, kwam het moeilijkste: de handtekening van mijn moeder. Ik had een voorbeeld klaargelegd: mijn schoolagenda, die wekelijks door een van de ouders diende te worden ondertekend – en dat was bij mij thuis altijd mijn moeder.

Ik zie nog heel duidelijk de signatuur van mijn moeder voor me. Bescheiden zoals zij zelf was, bestond het uit niet meer dan haar familienaam in handschrift, voorafgegaan door een C met een puntje achter: de initiaal van haar voornaam, Cécile. ‘C. Decaluwé’. Dat kon geen probleem opleveren. De enige moeilijkheid leek mij de eigenaardig gevormde hoofdletter D. En ik mocht natuurlijk het accent op de laatste e niet vergeten.




Ik oefende een paar keer op een apart blad, tot ik min of meer het gewenste resultaat had bereikt. Toen liet de slingerklok zeven slagen horen en ik wist dat mijn moeder nu weldra naar beneden zou komen. Ik moest haast maken. Ik vervalste haar handtekening onderaan de door mij volgeschreven strafbladzijde. Het leek nergens naar. De laatste proef was stukken beter dan deze mislukking. Ik sloeg in paniek. Wat nu? Ik diepte uit de keukenlade de schaar op en knipte de kinderlijke vervalsing uit het strafblad. Ik knipte de geslaagde proef uit het oefenblad en paste, door bijknippen, dit knipsel in mijn strafblad. En dan kleefde ik daar een reep doorzichtig plaklint bovenop. Ik verloor uit het oog dat niemand zich hierdoor zou laten misleiden. Het leek mij overtuigend genoeg.

Dat was het uiteraard niet. Mijn bedrog was al te doorzichtig. Zo flagrant was mijn misdrijf dat het niet meer als een misdrijf werd beschouwd maar als een curiosum. Ik liet mijn pedagogische meerderen in verblufte verwarring achter. Er werd geen gevolg gegeven aan mijn vermetele poging tot schriftvervalsing.