dinsdag 30 oktober 2018

de herfst van 2018 – 11


Toevallig L’homme qui aimait les femmes (1977) van Truffaut en Une nouvelle amie (2014) van Ozon onmiddellijk na elkaar gezien. Zo was het natuurlijk onmogelijk om Ozons citaat niet te zien: hij laat zijn protagonist precies hetzelfde lot treffen als Truffaut deed in zijn film. Tot in de vormgelijkenissen toe (standpunt, rijrichting van het aansnellende voertuig…) verwijst Ozon in die scène naar zijn grote leermeester: een hommage.

L’homme qui aimait… zag ik als een intelligente zedenschets. Of beter: psychologische studie. Bertrand (Charles Denner), een vrijgezel van vooraan in de vijftig, rijgt zijn veroveringen aan elkaar. Seks zonder liefde en uit verveling: het blijkt een heilloze onderneming. Het is niet donjuanesk of casanova-achtig, het is gewoon onvolwassen. Wanneer blijkt dat Bertrand de namen van zijn slachtoffers/partners niet meer onthoudt, besluit hij een boek te schrijven over zijn avonturen. Op die manier slaagt hij er in om er toch nog iets zinvols van te maken. Truffaut toont mooi aan dat je dergelijke boeken best niet te letterlijk neemt en dat iedereen de regie van zijn eigen autobiografie in de hand houdt, wanneer hij Bertrand in de drukkerij door een typiste die zijn manuscript in zetsel (1977!) omzet nog snel de kleur van een jurk laat veranderen. Uiteindelijk loopt deze komedie nog tragisch af. Bertrands uitgeefster Geneviève (Brigitte Fossey), de enige overigens die in de waarde van zijn manuscript gelooft (en er de titel voor bedenkt: L’homme qui aimait les femmes - waarmee Truffaut iets autobiografisch binnensluist), wordt verliefd op hem. Bertrand beantwoordt deze liefde, maar kan het niet laten om toch nog naar andere vrouwen om te kijken. Dit wordt hem fataal. De slotscène sluit aan bij de opening van de film: we zien op de begraafplaats een stoet van vrouwen. Geneviève kijkt van op een afstand toe en stelt zich bij elke vrouw die bij het open graf van Bertrand een laatste groet uitbrengt enkele voor de hand liggende vragen.

François Ozon laat dus weten waar hij de mosterd haalt. Zijn film, bijna veertig jaar later gemaakt, gaat ook over de liefde maar belicht uiteraard op zijn beurt eigentijdse facetten. Waar Truffaut een commentaar gaf op promiscuïteit en de zogenaamde vrije liefde van zijn tijd (hij laat zijn personages hun persoonlijke vrijheid expliciet claimen als verantwoording voor de beslissingen en keuzes die zij maken – maar ze worden er niet bepaald gelukkiger van), daar heeft Ozon het over genderkwesties, die in de jaren zestig en zeventig duidelijk nog niet zo aan de orde waren. De manier waarop Ozon deze kwesties aankaart, is meesterlijk. Hij slaagt er werkelijk in om aan te tonen dat het in de eerste plaats om de authenticiteit van de gevoelens gaat, ongeacht welk geslacht of welke voorkeur de personen hebben. We zien in de travestiet op den duur écht een vrouw, en we storen ons niet aan personages die nu eens op mannen en dan toch weer op vrouwen vallen. Hun gevoelens zijn echt, en dat is het waar het om draait. Op die manier sluit Ozon zich aan bij Truffaut, want het is duidelijk dat de leermeester ook al vond dat zijn Bertrand beter wat meer oog had gehad voor de kans die zijn uitgeefster hem bood.

Waarbij we uiteraard niet over het hoofd mogen zien dat het uitgerekend een uitgeefster is die hem die kans biedt: Truffaut weet dat creativiteit een uitstekende afleider is voor seksuele energie.