maandag 29 januari 2018

de winter van 2018 – 21


22 en 29 januari 2018

112 – Pascal Verbeken laat de tweede editie van zijn Arm Wallonië voorafgaan door een ruim excerpt van Door arm Vlaanderen, een reportage uit 1901 waarin Auguste de Winne de uithoeken en krochten van het nog niet door sociale bescherming getemperde wildwestkapitalisme laat zien, een tijd waar op de uitbuiting van sukkelaars en kinderen door de ondernemende bonzen, geholpen door onze moeder de heilige roomse apostolische kerk, geen maat staat. In de steenbakkerijen van Temse en omstreken werd in 1886 uit de mond van een arbeider genoteerd, aldus De Winne, dat kinderen van zeven jaar er ’s zomers arbeid verrichten ‘van vier uur ’s morgens tot negen of half tien ’s avonds’. Als ze nog slapend op hun werk aankomen, worden ze met een emmer koud water gewekt. In 1901 is de situatie al enigszins verbeterd. De minimumleeftijd voor de arbeiders staat nu op twaalf jaar, maar er is geen maximumleeftijd: De Winne krijgt een 73-jarige arbeider te spreken. En de werkdagen duren niet minder lang! Dagen van zestien uur zijn de regel. Behalve steenbakkerijen en luciferfabrieken wordt ook de huisnijverheid aangedaan, met twijnders, kloefenkappers, enzovoort. En overal zijn de werkomstandigheden deplorabel, en is de uitbuiting wraakroepend.

Ik ben altijd geneigd geweest om als verklaring van onze rijkdom/welvaart vooral naar het kolonialisme te verwijzen, naar de exploitatie van de Kongo, en naar de misdadige uitbuiting en mishandelingen die daarmee gepaard gingen. Maar eigenlijk was die georganiseerde en pseudogelegitimeerde vorm van diefstal, die wij kolonialisme noemden, niet meer dan een logisch uitvloeisel van een uitbuiting die al ’s binnenlands usance was: van de sukkelaars en onwetenden van het lompenproletariaat die, gewoon om te overleven, niets anders konden doen dan hun tijd, hun gezondheid en hun leven op te offeren voor enkele schamele franken. Het is nuttig om een boek als Arm Wallonië te lezen, en bepaalde vroeg-20ste-eeuwse geschriften, om dat voor ogen te houden en te blijven houden. Jammer genoeg herinneren de socialisten ons te weinig aan waar we vandaan komen, aan waar ze ons uit hebben bevrijd.

In een door de ‘kwaliteitspers’ gewillig gekopieerd promopraatje mag een nieuwe kandidate die op de lijst van een partij in Brugge wenst op te komen voor de gemeenteraadsverkiezingen haar mantra afdraaien: ‘Er moet een ondernemingsvriendelijk klimaat komen, want ondernemers zijn de kracht van de economie en dus van onze welvaart.’ Dat kan wel zijn, maar men mag nooit uit het oog verliezen dat dit geen ethische kwalificatie inhoudt. In ondernemers zit een inherente slechtheid ingebakken: als er geen rem op staat, buiten ze uit. Winst is altijd winst-op-de-kap-van.