zondag 12 november 2017

de herfst van 2017 – 36



4 november 2017

44 – Kan je zo’n grappige situatie beschrijven? Kun je hét moment vatten, de pointe waarin allerlei omstandigheden samenlopen en tot een uitbarsting van hilariteit leiden? Hoe moet je dat aanpakken? Hoe moet je in je aanloop de hoeveelheid energie opslaan die je nodig hebt om in voldoende mate de explosie te kunnen evoceren zodat iemand die er geen getuige van was er een idee van krijgt en diegenen die er wél bij waren het gebeuren kunnen naleven?

Ik doe een poging.

De gastheer en gastvrouw van de gîte waar we verblijven (Au Repos Cauchois in Auberville) zijn de hele avond weg, ze zouden rond half elf thuiskomen. Wij hebben de woonkamer voor ons alleen en doen ons te goed aan een berg fruits de mer, die duchtig wordt angehaucht met witte wijn en bier. De stemming zit er goed in – de leden van ons reisgezelschap raken voldoende op elkaar ingespeeld om met ironie en respect elkaars gevoeligheden af te tasten en liefdevolle kwinkslagen uit te delen. Ook de muziek draagt bij tot een uitgelaten sfeer. Herinneringen aan eerdere gelagen en olijkheden worden opgehaald. Er wordt herhaaldelijk gebulderlacht. Opeens herinneren we ons dat onze huisbewaarders straks thuiskomen. We houden de deur in de gaten waar we hun binnenkomst verwachten: de deur die wij telkens zelf gebruiken om het huis te betreden. ‘Stel je eens voor,’ zo beeld ik me luidop in, ‘dat meneer ladderzat is.’ We kennen meneer inmiddels als een keurige ex-uitbater van een bar tabac in Le Havre, die zéér omzichtig met drank omspringt: hij heeft al iedere keer het door ons aangeboden glaasje wijn geweigerd. ‘Of neen,’ vult iemand aan, ‘misschien is hij wel nuchter, maar is mevrouw poepeloere.’ Mevrouw is een klein uitgevallen tanig ding, ze torst de last van een verlies op haar schouders en is behept met een poetsmanie. ‘Of neen,’ zeg ik dan weer, ‘het zou best kunnen dat die twee heel nuchter thuiskomen maar dat wij al een flink eind door de neus zijn.’ En ik beeld een scène uit waarbij ik meneer en mevrouw, die binnenkomen, lallend verwelkom en bij het verbouwereerde koppel informeer of ze een leuke avond hebben gehad. Dat uitbeelden gebeurt met uitzwaaiende armen, vervaarlijk draaiende ogen en luidruchtig geïnformeer. Uiteraard in een Frans dat de cadansen en tonaliteiten probeert te imiteren die Bourvil in de weergaloze sketch L’Eau ferrugineuse meesterlijk beheerst. Terwijl ik hierin opga, zie ik in mijn ooghoek dat B mij met haar gelaatsmimiek tot de orde roept. En tegelijkertijd zie ik hoe áchter B de gastvrouw opduikt. Het kan niet anders of zij heeft mijn pantomime gadegeslagen. Mevrouw glimlacht en vraagt of alles naar wens was met de fruits de mer. En ze verdwijnt discreet in haar vertrekken. We waren even uit het oog verloren dat onze huisbewaarders een eigen voordeur hebben.

Later op de avond, wanneer deze hele gebeurtenis nog eens wordt gememoreerd, zegt S dat de hilariteit nog het meest gelegen was in de plotse, onbetaalbare overgang in mijn ogen en houding: van uitgelaten vrolijkheid naar onvermengde paniek.