woensdag 12 mei 2010

mijn woordenboek 260

ALFABET 1

Als kind stelde je geen vragen. Je aanvaardde de ordening van de wereld. Je had je aan de opgelegde orde te houden. De hele lagere school lang had ik het klasnummer 1. Dat had meer onaangename dan aangename gevolgen maar er viel niet over te discussiëren en dat gebeurde dan ook niet. De alfabetische orde waarin de klaspopulatie werd georganiseerd, weerspiegelde allerlei andere ordeningen en hiërarchieën in de buitenwereld die al evenmin ter discussie werden gesteld. Die zekerheden waren comfortabel. De arbitrariteit ervan bleef verborgen onder een pantser van vanzelfsprekendheid.

Het alfabet is door de jaren heen mijn voornaamste grondstof geworden. Soms denk ik dat ik liever met muzieknoten had gewerkt, maar ik leg mij neer bij de gang van zaken en de toevalligheden van het bestaan. Zo is het nu eenmaal niet gegaan. De verwondering over het feit dat je met vijf medeklinkers en 21 letters, waarvan er dan nog een paar nauwelijks worden gebruikt, een hele taal op poten kunt zetten, waarmee je dan nog eens zo goed als alles kunt bespreken en beschrijven, kwam pas later. Zo ook de verwondering nopens hun volgorde. Dat de o op het koppel m-n volgt, vind ik bizar. Net zoals ik mij verbaas over de riedeltjes rst en opq. Of over het niet uit elkaar te spelen verband tussen de k en de l of het trio xyz. Dit soort nutteloze fascinaties is verwant met de nutteloze opzet van dit woordenboek.

Maar de letters hebben ook een vorm. Dat leerde ik door toedoen van Kristoffel Boudens, aan wie ik mijn besef van typografische kwaliteit te danken heb. Letters kunnen schreven hebben, stokken, ogen, lussen. Ze kunnen open of gesloten zijn. Ze ogen anders naargelang van het gezelschap waarin ze verkeren. De ruimte tussen de letters is al even belangrijk als de rechten en krommen waaruit ze gevormd zijn en de eventueel wisselende diktes van die rechten en krommen. Wist u dat de letter o hoger is dan bijvoorbeeld een n? Ik wist het niet tot ik het leerde. En inderdaad, mochten het hoogste en laagste punt van die o op dezelfde lijn vallen als met die van de n, dan zou de o kleiner lijken dan de n en dat kan in een evenwichtig ontworpen alfabet niet.

Letters hebben niet alleen vormen, je kunt er ook affecten of connotaties aan verbinden. Ik associeer vrij een voorbeeld bij elkaar: zie ALFABET 2.