maandag 10 mei 2010

mijn woordenboek 258

ALEATORISCH

We weten sinds enige tijd – nu ja, wat is tijd? – dat God wel degelijk dobbelt en dan nog verwoed ook. En systematisch. Degelijk, verwoed en systematisch. Telkens Hij (Hij?) het universum weer een andere richting uit slingert, zo stel ik het mij dan voor, of een catastrofe doet plaatsvinden of een mens verliefd laat worden, zegt Hij, zoals Caesar indertijd toen die besloot de Rubicon over te steken en daarmee op het punt stond iets onherroepelijks te doen want het betekende dat hij definitief het staatsbestel van dat ogenblik op de helling wenste te zetten: Alea iacta est!

Natuurlijk spreekt God Latijn.

Om maar te zeggen dat het vreemde aan het toeval – waaraan alles, volgens kwantumfysici als ik het goed heb begrepen maar zo goed ben ik nu ook weer niet op de hoogte, dus zou onderworpen zijn – nu net is dat het op zijn beurt zo deterministisch is als de pest: het vertoont in elk geval dezelfde onherroepelijkheid als een gebeurtenis die al vele causale schakels eerder en eigenlijk zelfs al in de oerknal, tot in de kleinste details is voorbereid.

Het aleatorische wil, bijvoorbeeld in de muziek, het toeval veraanschouwelijken. Dát er met de dobbelsteen wordt gegooid, is een voorspelbaar en onafwendbaar feit, maar het aantal ogen dat de worp oplevert, kan niemand voorspellen!

Ik ben absoluut geen liefhebber van aleatorische muziek. Ook niet van écriture automatique en al evenmin van drippings. Ik denk niet dat het toeval grote kunst oplevert. Net zo min als het verdienstelijk is de tombola te winnen. Meedoen is belangrijker dan winnen.