donderdag 12 februari 2009

Ferroviaire observatie (18)

Ik had hem al opgemerkt in de gang die onder de perrons doorloopt. Een ouderwets figuur, oudere man, zwarte alpinopet met rechtopstaand steeltje, groene loden jas zoals ik er in geen tien jaar een heb gezien, zwarte boekentas. Geen forens want zoekend naar het juiste perron. Hij kiest de roltrap, ik de vaste. We komen dus op een ander deel van het perron te staan maar een tijdje later stappen we toch door dezelfde deur van dezelfde wagon op de trein. Op dat ogenblik maken we oogcontact. Nuja, wat heet oogcontact bij een man wiens ene oog naar hier en zijn andere naar daar wijst. Ga maar voor, gebaart Marty Feldman. Maar ik ken mijn plaats en weet dat ouderen op weinig voorrechten aanspraak kunnen maken maar dan toch wel op die van de wellevendheid. Leeftijd blijft in dat soort zaken een niet te veronachtzamen eigenschap. Hij garandeert een voorrecht. Ik gebaar dus van nee, nee, nee, u bent het die in dit soort situaties hoort voor te gaan en om dit duidelijk te stellen maak ik een overdreven geste: ik zet een stap achteruit en zwaai zoals een Italiaanse politieagent die midden op de Piazza Navona vindt dat het toeterende kluwen niet snel genoeg wriemelt of als Pete Townsend die op zijn gitaar soleert. De man kijkt mij glimlachend aan (kijkt hij mij wel aan?) en maakt gebruik van het hem door mij gul verleende privilege. Ook binnen blijven wij door het lot verbonden want uiteindelijk nemen we naast elkaar plaats, elk aan onze kant van het middenpad.

En kijk nu, hoe vredig hij daar ligt te slapen. Op de revers van zijn zwarte vest blinkt een kruisje.