maandag 16 februari 2009

Dag 537 vVH&C

090207 en 090216 – Passa Porta organiseert een bijeenkomst over de Duitse schrijver W.G. Sebald, die in 1991, toen ik voor het eerst met zijn werk kennismaakte, mijn leven diepgaand heeft beïnvloed. Hij is langzaam, en eigenlijk pas echt na zijn veel te vroege dood op 14 december 2001 (toen hij al, ondanks een zeer beperkt oeuvre van slechts een viertal volwaardige belletristische boeken, werd getipt als Nobelprijskandidaat), uitgegroeid tot een literair monument dat velen bezighoudt en onuitputtelijk fascineert.

De avond in Passa Porta werd georganiseerd naar aanleiding van de vernissage van een kleine tentoonstelling die is gewijd aan een late tekst van Sebald, Zerstreute Reminiszenzen, een toespraak eigenlijk – het werd op 17 november 2001 zijn laatste publieke optreden.

De voertaal van de avond was het Duits, waardoor ik, vreemd genoeg, meer de ervaring had een taalbad te nemen dan tegenover een hoeveelheid afzonderlijk van elkaar te onderscheiden uitgesproken woorden te staan – hetgeen eigenlijk betekent dat ik een rechtstreekser contact had met mijn geliefde schrijver dan ik wellicht zou hebben gehad indien de sprekers een voor mij in alle opzichten begrijpelijke taal zouden hebben gebezigd. Zij zouden mij hebben onderhouden over Sebald, nu durf ik, niet zonder enige zin voor sebaldiaanse mystificatie, bijna stellen dat ik heb geluisterd naar Sebald en dat ik met Sebald heb gesproken.

Om maar te zeggen dat ik mij gedurende twee uur in een soort van trance heb bevonden waarin ik mij er niet langer van bewust was dat er buiten dit nog iets anders bestond en waarin ik de soms boeiende gedachtekronkels van de deelnemers aan het debat haarfijn en met een voor mij beslist ongewone luciditeit wist te volgen.

Ziehier, met excuus voor het amechtige Duits, enkele van de notities die ik in de loop van die twee uur maak.

- S laat zijn zeer nauwkeurig beschreven obsessies los op een omgeving en in een historische context die niet altijd even nauwkeurig worden beschreven.
- In Austerlitz noemt S in Antwerpen de Immerseelstraat naast de Pelikaanstraat en een aantal andere straten. Die straten liggen zo ver uit elkaar dat je ze onmogelijk in een keer kunt bewandelen. Maar het is S om die naam te doen: Immer-Sele-straat. Altijd de ziel.
- Man muss auf eine diffusen Weise recherchieren, wie ein Hund. De hond van S heette Max.
- Austerlitz bestaat uit Einklammerungen. [[[[…]]]], waarbij ‘…’ het verdwijnende is – en dát is de melancholie.- Literatur ist Restitution.
- De Intentionalität is méér dan het Ding. Het gaat niet over het Ding maar over de manier waarop het Ding wordt beschreven.
- Een schuine blik op de Holocaust, via een verroeste lepel of een Hirschbeinkhnopff. Een rechtstreekse blik zou te moraliserend zijn.
- De Auflösung van onze herinneringsbekwaamheid. Zolang je je herinnert dat die verdwenen bomen er ooit hebben gestaan, heerst er een diffuus onbehagen. Maar dat verdwijnt als ook die herinnering is verdwenen. We hebben het gevoel van verlies verloren. Het vergankelijkheidsbesef is aan het verdwijnen. Nu heeft nog één student op honderd dat.
- De verhouding tussen het aantal doden en het aantal levenden heeft een kritisch punt overschreden. Er zijn op dit ogenblik op de planeet meer mensen in leven dan alle doden van alle tijden samen. Wat zouden wij ons dus nog om de doden bekommeren?
- Austerlitz rijmt op Auschwitz.
- Het weten zelf verdwijnt. Deculturatie. Het is beslist geen toeval dat de Bibliothèque Nationale in Parijs, toch een grote vergaarbak van kennis, is gebouwd op de site van een voormalig transitkamp voor te deporteren Joden – en dat dit laatste wordt toegedekt en dreigt vergeten te worden.
- Ambivalentie: tussen melancholie en ironie.
- In fictie een coherentie brengen die er in de werkelijkheid niet is. Dit is een leugen die waarheid is.
- De feitelijke (faktische) versus de beleefte (erlebte) waarheid.