maandag 25 april 2005

Ik lees Proust niet, ik vertaal hem (24)

Il l’avait servie pour rien dans des temps difficiles, l’adorait; mais par ce morcellement bizarre de l’opinion des gens du peuple, où l mépris moral le plus profond s’enclave dans l’estime la plus passionnée, laquelle chevauche à son tour de vieilles rancunes inabolies, il disait souvent de Mme de Cambremer qui, en 70, dans un château qu’elle avait dans l’Est, suprise par l’invasion, avait dû souffrir pendant un mois le contact des Allemands : « Ce qu’on a beaucoup reproché à Madame la marquise, c’est, pendant la guerre, d’avoir pris le parti des Prussiens et de les avoir même logés chez elle. A un autre moment, j’aurais compris; mais en même temps de guerre, elle n’aurait pas dû. C’est pas bien. »
(II:918)

Hij had haar in moeilijke tijden voor niets gediend, hij aanbad haar. Maar wanneer hij sprak over Mevrouw de Cambremer, die in 1870 door de inval werd verrast in een kasteel dat zij in het oosten van het land bezat en daardoor een maand lang het contact met de Duitsers had moeten verduren, zei hij vaak – en hij gaf daarmee blijk van die eigenaardige versnippering van mening waaronder volkse mensen lijden en waarbij het grondigste morele misprijzen zich vermengt met de vurigste waardering, die dan zelf weer wordt verdrongen door onverwerkte oude rancunes: ‘Men heeft het Mevrouw de markiezin vaak verweten dat ze gedurende de oorlog de kant van de Pruisen heeft gekozen en dat ze hen zelfs bij haar logies heeft verschaft. Mocht ze dat op een ander ogenblik hebben gedaan, ik zou het hebben begrepen. Maar in oorlogstijd had ze dat niet moeten doen. Dat is niet goed.’

Hij had in moeilijke tijden voor niets bij haar gediend, hij verafgoodde haar; maar met die wonderlijke verbrokkeling in de opinies van mensen van het volk, waar diep misprijzen inzake morele kwesties besloten kan liggen in de vurigste hoogachting, die op haar beurt samen op kan gaan met oude onafgedane rancunes, zei hij dikwijls van Mme de Cambremer, die in ’70, in een kasteel dat zij in het oosten van het land bezat, verrast door de invasie, een maand lang huiselijk verkeer met de Duitsers had moeten verduren: ‘Wat de mensen Madame la Marquise erg kwalijk hebben genomen, dat is dat ze in de oorlog aan de kant van de Duitsers stond en ze zelfs bij zich liet inwonen. In een andere tijd had ik het nog begrepen; maar in oorlogstijd had ze dat niet moeten doen. Dat hoort niet.’
(Cornips IV:325)