Dankzij mijn genialiteit heeft mijn werk de eeuwen kunnen doorstaan. Het genoot het voorrecht om, tijdens een nucleair conflict dat de planeet gedurende honderdveertig jaar dodelijk radioactief maakte, in een speciale schuilplaats te worden bewaard. Ikzelf wist te overleven in een ruimtestation van meerdere kilometers lang, dat al geruime tijd op zee ronddobberde. Om de tijd te doden, plantten we ons voort als de ratten. Onze dochters erkenden we niet, eens ze volwassen waren bedreven we met hen de liefde.
– De landen die toen weerstand boden, bestaan niet meer.
Landen zijn al bijna even vergankelijk als de douaniers in hun grensposten. De continenten moesten uit elkaar worden getrokken, of samengebracht. De wereld kreeg de tijd om te worden geherstructureerd zoals een verouderd bedrijf. We hebben haar uitgevoerd naar een beter aangepast sterrenstelsel, of we hebben geprobeerd haar zodanig samen te drukken dat zij op haar geheel kon worden ingebracht in een atoom.
Op het ogenblik dat u deze bladzijden leest, weten nog maar een paar erudieten dat ik géén tijdgenoot was van Rabelais, La Bruyère, Molière of Dante. Velen onder u denken dat ik fabels schreef, tragedies of alchemietraktaten, en sommigen wachten sceptisch het moment af dat ik hun het geheim van de steen der wijzen onthul. Niemand spreekt nog mijn taal, u leest een vertaling die zozeer het product is van de verbeelding dat u in mij de opschepperige en mallotige uitvinder ziet van een oven om de tijd te koken, kwestie van hem hard te maken, krokant als een beschuit, om hem te bewaren in een blikken doos zodat je hem naar eigen goeddunken beetje bij beetje kunt oppeuzelen.
Maar misschien zullen in uw tijd mijn boeken al zijn herleid tot niets meer dan een geur van inkt, van lijm, van papier – zodat u er prat op zult kunnen gaan ze te hebben ontcijferd zonder u ook maar de moeite te hebben getroost ze effectief te lezen. Voor zover natuurlijk de bibliotheken al niet als bizarre zonnebanken zijn geworden waar de cliënten, die zich in grote haast willen laten bestralen met de ternauwernood geredde zwaarwichtige cultuur van teloorgegane beschavingen, zich eventjes kunnen laten verlichten.
Maar zelfs als u mijn boeken leest, als u elk van de woorden erin begrijpt, als ze u als schepen met zich mee weten te voeren, dan nog betreur ik het ondanks alles dat ze niet in mijn plaats tot stof zijn vergaan. Ik ben hen niet méér toegewijd dan het toetsenbord van de computer waarmee ik ze geschreven heb. In ruil daarvoor had ik graag wat langer geleefd.
– Een beetje eeuwigheid zou me plezier hebben gedaan.