De titel van deze tentoonstelling alludeert op Plissarts opvatting dat de blik van de fotograaf de wereld intensifieert, boeiender en mysterieuzer maakt – en daardoor eindeloos.
Op de volgende verdieping zien we de het werk van Gerald Dauphin. Of een gedeelte daaruit: men maakte een bloemlezing uit de tienduizenden foto’s die hij bij zijn dood vorig jaar aan het museum heeft nagelaten. Dauphin was een Antwerpse persfotograaf, werkte bijna een halve eeuw voor bladen als Libelle, Avenue, Weekend Knack… Hij was een bedreven modefotograaf. Maar hij portretteerde ook graag. Kleine formaten, meestal zwart-wit, een stoet van bekende figuren uit de Antwerpse kunstscene trekt aan ons voorbij, in vorige versies weliswaar: met grote brillen, lang haar en vaak rokend. Af en toe vond Dauphin de tijd om zich uit te leven in vrij werk. Een reis naar New York maakte grote indruk op hem. Hij scheert in dat vrije werk geen hoge toppen, drukt geen eigen stempel. De globale indruk is er een van bescheidenheid en doorgedreven metier. In de portretten van jazzmuzikanten voel je het meest betrokkenheid: Dauphin hield van jazz.
In een van de vitrines ligt een uitspraak uitgestald van Irving Penn: ‘A good photograph is one that communicates a fact, touches the heart, leaves the viewer a changed person for having seen it. It is, in a word, effective.’
Een ontroerende opstelling bestaat uit een kleine stapel archiefdozen. ‘Kijk’, zegt deze opstelling, ‘dit is het levenswerk van een die decennia lang consciëntieus gewerkt heeft.’ Een les in bescheidenheid.
Plissart verkent de mogelijkheden van het medium, zoekt naar een eigen expressie en treedt op als autonome kunstenares. Dauphin schikt zich in de mogelijkheden van een beproefde techniek: die zijn voor hem ruim genoeg. Hij innoveert niet en vervult een dienende rol.