dinsdag 17 juni 2008
39 * 28,53 * 1275
Ik vertrek tijdens het spitsuur en krijg, zeker sinds ik er weet van heb, heel wat fijne stofdeeltjes te slikken. Qua hinderlijks is er ook het allerlei vliesvleugelig ongedierte, dat mij met tientallen tegelijk belaagt. Zeker vijf komen er in mijn linkeroog terecht, ik bedoel: ergens tussen ooglid en oogbal, tussen traanklier en wimper. Ik kies als route voor het kanaal naar Gent, en fiets via Steenbrugge en Moerbrugge tot aan de bocht van het kanaal tegenover het op een reusachtige brievenbus gelijkende waterkeringscomplex waar je naar rechts kunt – ik moet wachten aan de overweg – om dan over de brug over de autosnelweg bij Driekoningen de weg tussen Beernem en Hertsberge over te steken. Daarna kun je verder rijden tot aan het Aanwijs, wat ik ook doe. Het Aanwijs is het kruispunt waar, op de weg tussen Beernem en Wingene de weg naar Ruiselede begint. Het fietspad langs het gesticht, het ‘Zothuis’, zoals de volksmond het wil, is levensgevaarlijk: van alle kanten komen auto’s het fietspad opgereden, auto’s die ergens inslaan, auto’s die parkeren, auto’s die een uitrit komen afgereden… Op de duur ga ik ook in de remmen voor auto’s die helemaal niets schrikwekkends doen. Drie bruggen verder (autosnelweg, spoorweg en kanaal; ik probeer ze telkens op te sprinten met dertig per uur) sla ik af richting Moerbrugge en besluit daar een bezoekje te brengen aan J & L – iets wat ik vroeger op het eind van mijn fietsritjes wel vaker deed. Een halfuur later keer ik terug langs de rechterkant van het kanaal, van Steenbrugge tot aan de Katelijnebrug.