zaterdag 7 juni 2008

Mijn woordenboek (193)

AFLEIDINGSMANOEUVRE

Ook dieren kennen het. Geuren verspreiden, geluiden maken, kleuren en huidpatronen aannemen… Misleiding, bedrog, manipulatie. Bij ons, denk ik dan met mijn rudimentair paleontologenverstand, werd het vermogen tot misleiden in onze genen ingeplant door onze jagende en oorlogvoerende voorouders. A doen om, buiten beeld en buiten de verwachtingen, B te bereiken. Onze ware doelstellingen, en de tactieken die ons toestaan om deze te bereiken, staan gegrift, gebeiteld, gekrast in onze hidden agenda.

In de sport oefenen we dit levenreddend en levenbrengend principe uit op een onschuldige en onschadelijke manier in de vorm van de schijnbeweging – al is dat niet helemaal hetzelfde omdat het uiteindelijke doel minder ver in de toekomst ligt en bij de tegenstander niet onbekend is. Bij een afleidingsmanoeuvre wéét de tegenstander niet eens dat er een ander doel is en bijgevolg ook niet dat hij wordt misleid. Of hij weet het pas te laat. Straffer nog: we kunnen ook onszelf op het verkeerde been zetten.

Denk aan de opvoeding van een kind. Die, ik bedoel de opvoeding, is welbeschouwd niets anders dan een gigantisch afleidingsmanoeuvre. Een dat alleen maar werkt op basis van de zeer onbewezen vooronderstelling dat het kind later in een betere wereld zal terechtkomen dan deze die wij zelf, als oudere ouder, intussen hebben leren kennen. Opvoeden kan alleen op basis van het níet onder ogen zien van die ervaring. Wie hier allemaal wordt afgeleid – ik mag er niet aan denken.

Of denk aan het leven zelf. Wat anders, ‘welbeschouwd’, is het leven anders dan een gigant… Ach, laat maar. Daar valt niet mee te leven. Stop. Back to business. Misschien is de essentie wel het doen alsof en is er dus helemaal geen alsof.