donderdag 12 juni 2008

Dag 289 vVH&C

080604 – Opnieuw een aflevering (opgenomen) van de reeks Genius of Photography. Over fotografen die de wereld willen vastleggen zoals hij is. Of, zoals Garry Winogrand zegt: ‘om te zien hoe de wereld er op foto uitziet’. Dat kan het best, niet voor een landschap of in een portretopstelling, maar op straat, in de steden of op de grote wegen die de steden verbinden. Fotografie wordt de kunstvorm die het 20ste-eeuwse leven vastlegt, mét al zijn eigenaardigheden. De Zwitser, en dus buitenstaander, Robert Frank trekt door de Verenigde Staten en publiceert in 1956 het grensverleggende boek The Americans (hier daarover een interessant essay en hier over fotoboeken in het algemeen en meer specifiek de fotoboekenmarkt). Meyerowitz, alweer hij, heeft het over de korte sluitertijd. Wat het toestel in 1/1000 van een seconde ziet, kun jij met je oog níet zien. Of misschien wel, onbewust dan? Willem Klein is vooral geïnteresseerd in de ‘accidenten’ die gebeuren in het beeld. Een wazige vorm, iets onscherps. Een ongewenste of onbedoelde verschijning van een detail. Dingen waar een schilder of een tekenaar nooit op zouden komen. Kijk, zegt hij, hoe die opgestoken hand van dat kind iets Picasso-achtigs heeft. De programmamakers betrekken ook nog, onder meer, Weegee the Famous in het overzicht, de eerste sensatiefotograaf, Tony Ray-Jones, die naar de Britse stranden trok met zijn camera verborgen onder een bruine zak, en William Eggleston, die het gebruik van kleur introduceerde – ‘wat in het zwart-witte wereldje van de kunstfotografie een even grote schok veroorzaakte als toen Bob Dylan elektrisch begon te spelen’.