080605 en 080607 – Overschrijven (94)
Is de poëzie van Gerrit Kouwenaar inhoudelijk? Ja, natuurlijk. Ze is dat op het eerste gezicht: dit is een programma. Ze is dat op het tweede gezicht nog veel meer: er staat nog veel meer op het programma dan je dacht.
Wat is inhoud in de poëzie? Kenners zullen zeggen: eigenlijk is inhoud in de poëzie die inhoud op het tweede gezicht, de inhoud die erbij komt. Dat is geen onaardige definitie, een zoveelste: het is goed om er een heel pak van te hebben, want er is geen enkele die klopt. (‘De tijd zit krap in zijn heden’: is dat inhoud op het eerste of op het tweede gezicht?) Juister zou zijn: poëzie is de spanning tussen dat eerste en tweede gezicht, zoiets als wisselstroom.
Herman de Coninck, Intimiteit onder de melkweg (Amsterdam 1994), 86
De essaybundel van Herman de Coninck bevat schitterende poëzieanalyses, helder geformuleerde suggesties over wat poëzie dan wel zou kunnen zijn, prima definities ook – op de wijze van De Coninck (een wijze die in zijn gedichten niet werkt en, wat mij betreft, ronduit ergerlijk is): al spelende met taal, woorden proevend, wendbaar hoekjes rondend om – alweer – een onverwacht standpunt in te nemen.
De definitie die De Coninck hier geeft, naar aanleiding van de poëzie van Gerrit Kouwenaar, is niets anders dan wat Roland Barthes in La chambre claire over fotografie te melden heeft (en, niet toevallig, over fotografie heeft De Coninck het in Intimiteit onder de melkweg ook): de ‘leer’ van het studium en het punctum, hoe de thematische benadering (‘eerste gezicht’; studium) wordt geprofileerd, lichtjes op de helling gezet, net niet ondergraven – en precies daardoor geïntensifieerd – door de onbedoelde, onvermoede, onverwachte benadering van het detail, een tweede betekenislaag (‘tweede gezicht’; punctum) en hoe dus het beeld (het gedicht) wérkt door en doorheen de spanning tussen die twee betekenislagen, het oscilleren tussen punctum en studium (bijvoorbeeld in een portret: het volledige aangezicht met zijn evidente gelaatsuitdrukking en de lichtelijk frivole tache de beauté), de ‘wisselstroom’ ‘tussen dat eerste en tweede gezicht’.
De foto op het voorplat van De Conincks essaybundel, overigens, is wat dat betreft zeer wel gekozen. De foto is van David Seymour. We zien een schrijvende hand: een oude hand. Het thema van de foto is, ‘op het eerste gezicht’: schrijven. Ik laat u zelf ontdekken wat het punctum is (zonder hetwelk er geen ‘wisselstroom’ zou ontstaan en de foto louter thematisch zou blijven en geen (esthetische) meerwaarde zou hebben).