zondag 24 februari 2008
89 * 29,22 * 553
Even voor het station van Varsenare steekt – klokvast – de trein naar Oostende ons voorbij, op precies dezelfde plaats als vorige week: wij zijn even klokvast vertrokken. Het is een trein met een andere machinist, blijkbaar, want deze claxonneert niet, zoals zijn collega vorige week. Aan de overweg hebben we het over politici die trakteren in cafés om zwevende kiezers te bekeren. Rijdende weg voer ik met R. een gesprekje over het in dienst nemen van allochtone werknemers. Hij nam vorige week deel aan een debatje daarover waarop een bedrijfsleider met 250 werknemers openlijk lak had aan de sociale wetgeving. We rijden tot de sluis in Zandvoorde stevig door, en dan linksaf langs het kanaal naar Nieuwpoort tot in Leffinge. Vanaf daar volgen we een deel van de Schoorbakkeroute. E. mist een bocht, zonder erg. Andere calamiteit tijdens deze rit: H. breekt een spaak. In een wiel met weinig spaken, zoals hij er twee heeft, zou dat problematisch kunnen zijn, maar gelukkig kan hij voortrijden. Raar toch, hoe minder spaken, hoe duurder de wielen en die van mij, met gewoon veel spaken, draaien even goed. Ik pluk de vruchten van mijn eerste vijfhonderd kilometer en neem een paar keer de kop over – al was het maar om D. tot snelheidsmatiging te nopen. E. verzuurt – ik bedoel: E.’s benen. Slijpe, Keiem (waar achter een muur van reclameborden een paarse voetbalploeg het opneemt tegen een gele), Koekelare. In het dorp Koekelare – zijn kluchtige naam, zijn idiote ruimtelijke ordening, zijn futuristisch ogende gebouwen – houden we halt in een café. Waarna we huiswaarts rijden langs Moere en Jabbeke, waar ik het moeilijk begin te krijgen: jeugdige onbezonnenheid, en dat op mijn leeftijd.