Een vakantiekiekje? Meegebracht, dat wel, van een hete namiddag aan de Gard, Zuid-Frankrijk. Bijna drie jaar geleden, inmiddels, maar dat doet er hier niet toe. Je zit te bakken aan de oever. Lui en lijzig. Kinderstemmen, een plons trekt je blik naar de overkant. En dan zie je, opeens, de rotsmassa die er al de hele tijd lag (zonder dat je haar had gezien). Lag? Rustte. Was. Nog altijd is. Een tijdeloze klomp. Je ziet de vorm ervan, dinosaurusachtig oprijzend. Je neemt je fototoestel. Je zoomt niet in op de mensen of het huisje aan de overkant. Neen, je neemt dat hele volume als onderwerp. Voorwerp. En dan is er weer die sensatie: hoe die zoeker je ánders doet kijken. Je drukt af, weinig overtuigd van het resultaat. Heb je wel goed gezien wat je dacht te zien? Je vergeet de foto. Tot hij een week of twee later thuis op je scherm terug opduikt. Kijk, daar hóór je die plons weer, die stilte. Het monumentale oprijzen van die rots. Het huisje (links) is een toevallige aanwezigheid geworden, de gestalten zijn nu niet méér dan minieme kleurstippen. Wat je hebt meegebracht is een indrukwekkend volume, gaaf van vorm, zeer esthetisch en stabiel. Monumentaal omdat het ook in het beknopte kader van het fotoformaat een grootse indruk weet te maken. En wat er ook is: de stille beweging in de rimpeling van het wateroppervlak en in de traagzaam voorbijschuivende wolken. De weerspiegeling van de rots. De rust. En pas dan, helemaal aan het eind van de keten, het luie en lijzige bakken aan de oever. Welke oever? De Gard, Zuid-Frankrijk. Drie jaar geleden, inmiddels, maar dat doet er niet meer toe.