zaterdag 28 december 2024

boekverhaal 7

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


januari 1978

GRONDIG BESPROKEN


In het vijfde middelbaar maakte ik mijn eerste grondige boekbespreking. Het was de tijd waarin Ruyslinck & C° nog niet bij het huisvuil werden weggezet. Er viel, in de rayon ‘eigentijds’, trouwens niet veel anders te scoren. Of het zou Claus moeten zijn misschien, maar het college waarop ik zat was katholiek. Neen, een Ruyslinck werd het, en niet een van zijn dunne werkjes maar wel het in mijn geboortejaar gepubliceerde Het dal van Hinnom, dat, als ik het mij goed herinner want ik heb het boek nooit bezeten, meer dan driehonderd bladzijden telde. De keuze voor zo’n ‘dik’ boek was atypisch: ook toen genoten de dunne en luchtig vormgegeven romannetjes van Ruyslinck en Vandeloo – zoals Het gevaar, De ontaarde slapers, Wierook en tranen en, jawel, De croton – een grote populariteit en was het kiezen van een dik boek niet bepaald statusverhogen. Wie een dik boek koos, moest wel een nerd zijn – maar toen kenden wij dat woord nog niet. (Ook ‘streber’ werd niet gezegd. Wel ‘mouwefrotter’ of ‘blokzwien’.)

Een grondige boekbespreking dus. Daarmee bedoel ik: eentje waarin ik meer deed dan van mij werd verwacht. Of waarin ik de dingen deed waarvan ik toentertijd dacht of vermoedde dat een goede boekbespreking ze moest bevatten. Ik reed er met andere woorden de kantjes niet af. ‘t Werd een uitvoerig werkstuk. In een ijdele bui mag ik me al eens afvragen in welk archief het is verzeild geraakt. Of het überhaupt bewaard is gebleven en, zo neen, welke snoodaard er niet het literatuurkritische belang van heeft ingezien. (U denkt er het ironie-emoticon wel zelf bij.)

Van de inhoud van Ruyslinck pièce de résistance is mij niet veel bijgebleven. Het zal wel over de uitwassen van het kapitalisme zijn gegaan, de verwildering van de zeden en de teloorgang van de beschaving en meer van dergelijke somber stemmende ongein. Vintage Ruyslinck. Maar alle somberte ten spijt, herinner ik me het plezier dat ik niettemin aan het lezen ervan beleefde, en nog meer aan het schrijven erover. Toen besefte ik nog niet dat ik dat later vaak om den brode zou doen, grondige boekbesprekingen maken, en nog later gewoon voor de lol. Niet voor punten en ook niet voor geld. Nerd!

De hoge quotering die ik met mijn boekbespreking in de wacht sleepte was zeker verdiend, al zeg ik het zelf. Dat ik net niet het maximum behaalde, was, heb ik pas veel later begrepen, omdat ik de betekenis van de titel niet had geduid. Voor mij was Hinnom gewoon een gefingeerd toponiem, ik had niet door dat er een bijbelse referentie achter stak en wat die dan betekende. Maar ja, toen, in 1978, bestond Christipedia nog niet: ‘Hinnom of Hinnomdal is de naam van het dal ten zuiden van de oude stad Jeruzalem. Het heette eigenlijk "dal van de zoon van Hinnom" of "dal Ben-Hinnom" (Ben = zoon), 2 Kron. 28:3. God noemt bij monde van Jeremia het dal: ‘het dal met de dode lichamen en de as’ (Jer. 31:40). Daar werd afval uit de stad verbrand. Het woord "Gehenna" betekent “dal van Hinnom” en werd de benaming van de hel als een plaats van dood, vuur en verderf.’

Het huidige Hinnom ligt niet meer vlak bij Jeruzalem maar een kleine honderd kilometer naar het zuidwesten.


Ward Ruyslinck, Het dal van Hinnom