dinsdag 31 december 2024

boekverhaal 8

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

maart 1978

DE CONSUMPTIEMAATSCHAPPIJ-IJ-IJ


Een klein lichtpaars boekje was het, met ochgot amper honderd bladzijden. Het was het eerste Engelstalige boek dat ik las. En ik las het omdat het moest. Het moest van mijnheer Lycke, in het vijfde middelbaar onze leraar Engels. We hadden veel van hem verwacht.

Ik bewaar aan het boek geen goede herinnering. Ik vond het maar een flets verhaaltje. Een oude man gaat vissen in een bootje op zee. Iets in die trant. Ik doe het boek onrecht aan, ik weet het. Maar men vergeve het mij want een eventueel beklijven is naar de achtergrond verschoven door de minder goede herinnering die ik aan mijnheer Lycke bewaar.

Als mijnheer Lycke íets goed kon, dan wel ons mogelijk enthousiasme voor eender wat fnuiken. Hij deed dat zeer efficiënt. In die mate zelfs dat ik hem er nu van verdenk dat hij dat met enthousiasme deed. Van die op zich al niet bijzonder spannende of spitante novelle van Ernest Hemingway maakte hij een lange geeuw. Wanneer mijn vriend Erwin en ik lijzige Lycke imiteerden, wat we nog altijd doen wanneer we elkaar om de zoveel jaar nog eens toevallig tegen het lijf lopen en herinneringen ophalen (steeds dezelfde), imiteren we hem en spreken de titel mummelend, zeer langzaam en met slepende eindklinker uit: The Old Man and the Sea-ea-ea. Net zo hebben we het dan ook over de ‘con-sump-tie-maat-schap-pij-ij-ij’, want daar had mijnheer Lycke, een pijprokende en baarddragende soixante-huitard, het ook vaak (vaak!) over.

Nu ja, mijnheer Lycke was een soixante-huitard met een baard want hij had zich al volop vastgereden in het burgerdom: bouw, lening, afbetaling. Toen we hem eens aanspraken op zijn gebrek aan begeesterend enthousiasme voor enthousiasmerend lesgeven, zei hij dat hij moe was door het harde werken aan zijn huis. Nou, daar hadden we niet van terug.

Later op het jaar verweet hij ons op zijn beurt dat wíj niet enthousiast genoeg waren, en mij in het bijzonder dat ik misschien beter eens wat minder kritisch kon zijn. Dát heb ik dan weer goed onthouden, maar een liefde voor Ernest Hemingway in het bijzonder en de Engelstalige letteren in het algemeen heeft mijnheer Lycke mij alvast niet bijgebracht. Dat was nochtans waarvoor hij werd betaald met de centen die hij in zijn huis investeerde.

Ik heb nooit nog een boek van Hemingway gelezen. Toen ik zijn nimfijnachtige dochter eens de hoofdrol in een film van Woody Allen zag spelen, nam ik het me nochtans voor het toch maar eens te zullen doen, maar het is er nooit van gekomen.



7424

Brugge, 241220


maandag 30 december 2024

7423

Brugge, Visartpark - 241215

een mooi moment, vorige week 101

241222

NEEN DUS

Het citaat van de dag is een uitspraak van schrijver en theatermaker Rebekka De Wit, voor De Standaard opgetekend door Guinevere Claeys: ‘Ik heb al zo vaak de vraag gekregen of kunst de wereld moet redden en het lijkt wel dat ik die vraag geïnternaliseerd heb – als een opdracht. Terwijl ik het zo’n irritante vraag vind. Want daarmee zeg je dat kunst zelf níét tot de wereld behoort. Het is een vraag die kunst isoleert, en isoleren is de eerste stap naar het elimineren ervan.’

Als je van kunst verwacht dat ze de wereld redt, dicht je haar een verantwoordelijkheid toe die ze niet in eerste instantie hoort te hebben. Het creëren van schoonheid kan niet worden herleid tot functionaliteit. Die verwachting creëren is op zich al een manier om de kritische functie die kunst wel degelijk kan hebben te neutraliseren. Wie denkt dat kunst de wereld moet redden, maakt haar eigenlijk monddood en haalt die last weg van de schouders van de personen en instanties die het wél zouden moeten doen, zonder zich in de eerste plaats om het creëren van schoonheid te moeten bekommeren: de politici, de bedrijven, de georganiseerde burgers zelf. Overigens was de vraag - 'Kan kunst de wereld redden?' - in 1993 een van de slogans van Antwerpen Culturele Hoofdstad. Mocht kunst inderdaad de wereld kunnen redden, dan was het misschien al gebeurd, toch?


https://www.standaard.be/cnt/dmf20241219_96755526


een mooi moment, vorige week 100

241220

BUITENKANS


In de Oxfamwinkel zag ik gisteren de luxe-editie van de brieven van de gebroeders Van Gogh (zes royaal geïllustreerde boeken in een cassette) voor 100 euro staan. Een hoge som in deze winkel, maar voor dit item een prikje – ook al omdat het in perfecte staat verkeert, als nieuw (nieuwprijs: 400 euro: https://mercatorfonds.be/nl/product/vincent-van-gogh-de-brieven). Maar ik twijfelde. Zal ik dit ooit lezen, ja zelfs maar grondig bekijken? Neen. Heb ik er plaats voor? Neen. Zou ik het graag kopen? Ja. Ik nam een halfslachtig besluit. Ik kon dat zware en onhandige ding onmogelijk naar huis dragen (ik was te voet). Ik zou morgen, vandaag dus, met de fiets langskomen. Als het er dan nog stond, zou ik het meenemen.

Het staat er niet meer. Mijn reactie is al even halfslachtig als mijn verlangen was: ik vind het jammer maar ben ook opgelucht.

Er is nog een tweede verleiding, in de vorm van acht Pléiade-deeltjes, ook in voortreffelijke staat, met het verzameld werk van Julien Green: de zeer uitgebreide dagboeken, de correspondentie, de romans. 25 euro per deel, wat ook een habbekrats is. Nieuw kost Pléiade gemakkelijk 60 of 70 euro. Maar zal ik dit ooit lezen? Plaats is er wel want ze zouden op de plek komen waar nu die stoffige dagboekdelen staan die ik ooit, bij de verhuizing van C. naar een verzorgingsinstelling, nog in De Panne redde uit de kist die gereed stond voor het oud papier. In al die jaren die sindsdien zijn vergleden las ik er – nu ook alweer negen jaar geleden – nog maar eentje: het Journal 1928-1934. Het in 1938 op ‘les presses de la librairie Plon’ op minderwaardig papier vervaardigde exemplaar heeft die lectuur nauwelijks overleefd.

Ik laat Julien staan en koop ter compensatie vijf boeken uit het ‘gewone’ aanbod voor alles samen 13 euro. Zal ik ze ooit lezen? Is er plaats voor? We zullen zien, maar ik ben wel blij met de Bruce Chatwin-omnibus, de brieven van Gerard Reve ‘aan Jef R.’, een pocketuitgave van Het verloren continent van Bill Bryson en twee romans van de mij onbekende Neil Jordan schrijver/regisseur: Zonsopgang met zeemonster en Evenbeeld.






zondag 29 december 2024

7422

Brugge, 'Wintergloed' aan de Spinolarei - 241214


zaterdag 28 december 2024

boekverhaal 7

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


januari 1978

GRONDIG BESPROKEN


In het vijfde middelbaar maakte ik mijn eerste grondige boekbespreking. Het was de tijd waarin Ruyslinck & C° nog niet bij het huisvuil werden weggezet. Er viel, in de rayon ‘eigentijds’, trouwens niet veel anders te scoren. Of het zou Claus moeten zijn misschien, maar het college waarop ik zat was katholiek. Neen, een Ruyslinck werd het, en niet een van zijn dunne werkjes maar wel het in mijn geboortejaar gepubliceerde Het dal van Hinnom, dat, als ik het mij goed herinner want ik heb het boek nooit bezeten, meer dan driehonderd bladzijden telde. De keuze voor zo’n ‘dik’ boek was atypisch: ook toen genoten de dunne en luchtig vormgegeven romannetjes van Ruyslinck en Vandeloo – zoals Het gevaar, De ontaarde slapers, Wierook en tranen en, jawel, De croton – een grote populariteit en was het kiezen van een dik boek niet bepaald statusverhogen. Wie een dik boek koos, moest wel een nerd zijn – maar toen kenden wij dat woord nog niet. (Ook ‘streber’ werd niet gezegd. Wel ‘mouwefrotter’ of ‘blokzwien’.)

Een grondige boekbespreking dus. Daarmee bedoel ik: eentje waarin ik meer deed dan van mij werd verwacht. Of waarin ik de dingen deed waarvan ik toentertijd dacht of vermoedde dat een goede boekbespreking ze moest bevatten. Ik reed er met andere woorden de kantjes niet af. ‘t Werd een uitvoerig werkstuk. In een ijdele bui mag ik me al eens afvragen in welk archief het is verzeild geraakt. Of het überhaupt bewaard is gebleven en, zo neen, welke snoodaard er niet het literatuurkritische belang van heeft ingezien. (U denkt er het ironie-emoticon wel zelf bij.)

Van de inhoud van Ruyslinck pièce de résistance is mij niet veel bijgebleven. Het zal wel over de uitwassen van het kapitalisme zijn gegaan, de verwildering van de zeden en de teloorgang van de beschaving en meer van dergelijke somber stemmende ongein. Vintage Ruyslinck. Maar alle somberte ten spijt, herinner ik me het plezier dat ik niettemin aan het lezen ervan beleefde, en nog meer aan het schrijven erover. Toen besefte ik nog niet dat ik dat later vaak om den brode zou doen, grondige boekbesprekingen maken, en nog later gewoon voor de lol. Niet voor punten en ook niet voor geld. Nerd!

De hoge quotering die ik met mijn boekbespreking in de wacht sleepte was zeker verdiend, al zeg ik het zelf. Dat ik net niet het maximum behaalde, was, heb ik pas veel later begrepen, omdat ik de betekenis van de titel niet had geduid. Voor mij was Hinnom gewoon een gefingeerd toponiem, ik had niet door dat er een bijbelse referentie achter stak en wat die dan betekende. Maar ja, toen, in 1978, bestond Christipedia nog niet: ‘Hinnom of Hinnomdal is de naam van het dal ten zuiden van de oude stad Jeruzalem. Het heette eigenlijk "dal van de zoon van Hinnom" of "dal Ben-Hinnom" (Ben = zoon), 2 Kron. 28:3. God noemt bij monde van Jeremia het dal: ‘het dal met de dode lichamen en de as’ (Jer. 31:40). Daar werd afval uit de stad verbrand. Het woord "Gehenna" betekent “dal van Hinnom” en werd de benaming van de hel als een plaats van dood, vuur en verderf.’

Het huidige Hinnom ligt niet meer vlak bij Jeruzalem maar een kleine honderd kilometer naar het zuidwesten.


Ward Ruyslinck, Het dal van Hinnom


7421

Brugge, Pottemakersstraat - 241214


vrijdag 27 december 2024

een mooi moment, vorige week 99

241219

GEBAREN


Onlangs had ik het toen ik in een film een man bij een graf zijn hoed zag afnemen. En vandaag overkomt het mij twee keer bij het bekijken van de film Living. Geen hoogvlieger, deze remake in de regie van Oliver Hermanus van Ikiru van Akira Kurosawa uit 1952, naar een scenario van Kazuo Ishiguro, die we kennen van het boek Remains of the Day, dat dan weer meesterlijk is verfilmd door James Ivory – maar dat doet er niet toe, al herken ik Ishiguro’s hand in de manier waarop hij, zowel in zijn roman als in het scenario van Living, de emoties laat openbloeien van onderkoeld en geremd naar passioneel.

Bij het bekijken van Living overkomt het mij dus twee keer: een krop in de keel en, ja, zelfs tranen in de ogen. En zoals bij de man die bij dat graf zijn hoed afneemt in die andere film, zo gaat het ook hier bij het zien van gebaren of gestes of gedragingen die je ritueel zou kunnen noemen, gebaren die een maatschappelijke dimensie hebben, een tekenwaarde, gebaren die een uiting van solidariteit, begrip, respect of troost zijn. Vooral voor dat laatste, troost, ben ik erg gevoelig, om niet te zeggen dat ik er sentimenteel bij word. In Living overkomt het mij wanneer de hoofdrolspeler, verdrietig omdat hij weet dat hij niet lang meer te leven heeft, een lied begint te zingen in een café en wanneer, helemaal op het eind, diezelfde man zijn hand heel even op de schouder van een verdrietige agent laat rusten.

Flip Kowlier zingt in zijn lied ‘Min moaten’ (Mijn vrienden):

'k Moete mie soms wirn
Voe nie sentimenteel te doen

Maar dan vraag ik me af, waarom moet je je ‘wirn’ (weren) om niet sentimenteel te zijn? Wat is daar mis mee? Akkoord, als het geforceerd is, of afgedwongen, als het er vingerdik op ligt en als het gevoel door kitsch wordt opgewekt, ja, dan is sentimentaliteit niet bepaald een hooggestemde gemoedsgesteldheid. Maar is het nodig elk sentiment onder een taboe weg te schoffelen? Wat is er mis met onze samenleving dat er voor dergelijke rituele, betekenisvolle, gemeenschapsvormende en troostende gebaren geen ruimte wordt gemaakt? Wij stellen niet meer de juiste handelingen op het juiste moment, wij zingen niet meer, wij raken elkaar nauwelijks nog aan.

Wij nemen onze hoed niet af wanneer de begrafenisstoet naar de begraafplaats rijdt. Nu ja, we dragen geen hoeden meer.

De reden waarom ik graag een hoed draag, zegt Thomas Mann ergens, is dat ik hem kan afnemen. Dat zijn we kwijt – en niet alleen omdat we geen hoeden meer dragen.


7420

Brugge, Gieterijstraat - 241214


donderdag 26 december 2024

parallel 218

Grote Brueghel-tentoonstelling. Ik houd niet zo van die poppetjes; dezelfde aversie heb ik tegen Jeroen Bosch.

Boudewijn Büch, Een boekenkast op reis, 18

Ik hou van Bruegel. Wat mij betreft behoort hij tot de allergrootsten. En ik ben zeker niet de enige die dat vindt.

Cyrille Offermans, Midden in het onbewoonbare, 21


een mooi moment, vorige week 98

241218

KEUZE TE OVER


Ik deel een artikel over een klacht tegen een treinconducteur die bij het begroeten van de reizigers de twee landstalen niet in de juiste volgorde had gebruikt: hij had in Vilvoorde eerst ‘bonjour’ gezegd en pas daarna ‘goeiedag’. Terwijl het natuurlijk omgekeerd moest zijn volgens de taalregels van de NMBS. Of eigenlijk zelfs alleen maar ‘goeiedag’ omdat de trein zich nog op Vlaams grondgebied bevond. Gerard Goossens, archivaris bij de VRT, spreekt mij op het delen van dat artikel aan en noemt mij een ‘antiflamingant’. (Ik had het artikel uit De Standaard gedeeld met de sarcastische opmerking ‘Ondertussen houden de flaminganten zich met de werkelijk belangrijke dingen bezig.’) Dat geeft mij een mooie gelegenheid om mijn positie ten aanzien van het flamingantisme eens uit te klaren.

Mijn bezwaren tegen het flamingantisme zijn misschien vooral van esthetische aard. Ik hou niet zo van zangfeesten, vendelzwaaien, taalpurisme en quota voor Nederlandstalige liedjes op de radio. Die Nederlandstalige liedjes, overigens, zijn op zich goed genoeg en hebben geen quota nodig.

Maar het flamingantisme is op zich voor mij geen steen des aanstoots. Het is een verwaarloosbaar anachronisme. Het is een manifestatie van een ruimer kwaad, dat wel expliciete tegenstand verdient: het nationalisme.

Noem mij gerust een antinationalist. Ja, ik ben overtuigd antinationalist. Omdat ik van oordeel ben dat de problemen die ons werkelijk zouden moeten bezighouden alle grenzen overschrijden. En laat grenzen nu net datgene zijn wat nationalisten in stand willen houden of creëren. De kwestie van de conducteur die eerst ‘bonjour’ zei en dan pas ‘goeiedag’ terwijl het omgekeerd of alleen maar ‘goeiedag’ had moeten zijn, en waarschijnlijk niet omdat hij bewust anti-Vlaams of anti-Nederlands wilde zijn maar gewoon omdat hij de exacte positie van de trein op een kilometer na niet juist inschatte, vormt een karikaturale illustratie van wat ik bedoel. De aanklager trekt uitermate principieel een grens. Inhoudelijk en volgens de letter van de wet die, dat is op zich al gek genoeg, bestáát, heeft hij gelijk. Maar daar gaat het mij niet om. Het is het feit dat hij zich met dit soort futiele onverdraagzaamheden bezighoudt en bijvoorbeeld niet eens de mogelijkheid overweegt dat de conducteur zich gewoon vergist heeft of eventjes niet alert genoeg was. Het is het feit dat onze flamingante aanklager zijn kans schoon ziet om uiting te geven aan zijn fanatieke geloofsovertuiging, namelijk dat zijn rechten als ingezetene van een van de door de taalwetgeving afgebakende regio’s van dit land worden geschonden.

‘Ik nodig de anti-flamingant Pascal Cornet graag eens uit in Brussel om mij te komen vertellen wat wél belangrijk is, als het toepassen van Belgische wetten daar blijkbaar niet meer bijhoort,’ schrijft Gerard Goossens. Nou, euh… Misschien een paar probleempjes die wél taalgrensoverschrijdend zijn, zoals die trein in Vilvoorde en de vriendelijke conducteur erop zeer beeldend, metaforisch als het ware, veraanschouwelijkten? Drugs? Vervuiling? Verkeersinfarcten? Criminaliteit? Woningnood? Vluchtelingen? Lobbyisme? Spionage? Bestuurlijke versnippering? Een democratie in crisis? De laatste unitaire partij? L’embarras du choix, zou ik zeggen. Pardon, euh, excuseer of verschoning: keuze te over.




7419

241211


woensdag 25 december 2024

7418 / notitie 463

DE KOUDE VLAAMSE WARMSTE WEEK


Ik weet niet meer hoe de demografie van België precies in elkaar zit en heb nu even geen zin om het op te zoeken. 6,5 miljoen Vlamingen, 3,5 miljoen Walen en 1 miljoen Brusselaars, waarvan de helft niet Nederlands- of Franstalig is? Zoiets. Enfin, het doet er niet toe, maar dat is het zo ongeveer. Ik weet wel dat al deze Belgen niet enkel door de VRT en de RTBF worden bediend, dat er met andere woorden nog andere mediaspelers zijn. Maar toch. Met de natte vinger kun je stellen dat er ongeveer anderhalf tot bijna dubbel zoveel Nederlandstaligen zijn als Franstaligen. En dus ook dat de door de VRT georganiseerde ‘Warmste week’ ongeveer anderhalf keer zoveel mensen bereikt als de door de RTBF georganiseerde tegenhanger ‘Viva for Life’.

Welnu. Op 24 december hoor ik op een van de ochtendjournaals op de radio dat Viva for Life 8,5 miljoen euro heeft ingezameld. (https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/12/23/viva-for-life-rtbf-opbrengst/) De VRT NWS-site rondt naar beneden af: 8,4 miljoen, maar goed, we vitten niet. Ik ben natuurlijk wel benieuwd naar wat de ‘Warmste week’ zal hebben opgebracht. Op basis van het aantal ingezetenen zou de Vlaamse regio plusminus 12 miljoen euro moeten kunnen verzamelen. Toch?

‘s Avonds diezelfde 24 december luister ik opnieuw naar het radionieuws. De ‘Warmste week’, zo wordt triomfantelijk omgeroepen, heeft 8,8 miljoen euro opgebracht. ‘Iets meer dan vorig jaar,’ wordt daaraan toegevoegd, maar men zegt er niet bij hoeveel meer. En wat ook niet wordt vermeld, is het bedrag dat die half zo talrijke, profiterende en luie hangmat-Walen hebben verzameld. Uiteraard wordt dat bedrag niet meer vermeld want de vergelijking zou wel eens schaamtelijk kunnen uitvallen, nietwaar?

En dat na twee of drie weken overexposure, hype en indoctrinatie. 8,8 miljoen euro werd ingezameld door 7 miljoen Vlamingen. En er is niet één Vlaming die die ‘Warmste week’ niet door zijn strot geduwd kreeg. Dat is 1,2 euro per Vlaming. Is dat niet ronduit beschamend? Maar de optredens van Pommelien, K3 en Oscar and The Wolf waren wel heel tof hoor! We waren erbij! We zijn zelfs in beeld geweest!





dinsdag 24 december 2024

een mooi moment, vorige week 97

241216

INGETOGENHEID


Langs alle kanten, werkelijk overal, zie ik Leven & Lot van Vasili Grossman opduiken. Deze prijst het aan, gene beveelt me bijna het eindelijk eens te lezen. Waarom dit uitermate lijvige boek precies nu, zestien jaar na het verschijnen van de Nederlandse vertaling, zo in de belangstelling staat, ontgaat me. Er is zelfs een goedkope editie van uitgebracht: de bijna duizend bladzijden komen als soepele vuistdikke pocket binnen ieders bereik voor precies de helft van de prijs die ik nu alweer drie jaar geleden voor de twaalfde druk, een hardcover, heb betaald. Ik herinner mij dat ik, daartoe door een van die duwtjes van deze of gene aangespoord, dat boek per se wou kopen – ik denk zelfs dat het niet voorradig was in mijn boekhandel en dat ik het heb laten bestellen. Maar kijk, we zijn in een zucht drie jaar verder en nog staat Vasili op mij te wachten. Tussen driehonderd anderen: het vergt al een aparte boekhouding om die opdringerige meute in een ordentelijke rij op mijn welwillendheid te laten rekenen. (O ja, Jonathan Littell staat er ook nog tussen. Dik zijn strekt ook in dezen niet tot aanbeveling.)

Maar nu ga ik er toch werk van maken. De donkere dagen voor en na kerst, en vooral de hysterie in mijn stad, vragen als het ware om een langdurige onderdompeling. Ja, misschien is de leeservaring werkelijk zo ingrijpend en meeslepend als de talrijke aanraders mij beloven.

Ik sla het boek voorzichtig open, leg een bijna even dik boek onder het opengeslagen voorplat om vorming van een schuine rug te voorkomen, en begin aan een eerste sessie. Het zal een kennismaking zijn, even proeven maar, want ik heb maar een half uur.

Grossman neemt me op een trein mee een gevangenenkamp in. Onze trein rijdt op een parallel spoor naast een andere trein, die dezelfde richting uitgaat maar een andere, vrije, bestemming heeft. Het contrast tussen het lot en het leven is meteen aanwezig. Ik maak kennis met levendig getekende personages: Ikonnikov-Morzj, Guardi, Osipov, Michail Sidorovitsj Mostovskoj… Het wordt al vlug duidelijk dat de tien bladzijden tellende ‘Lijst van de belangrijkste personages’ achterin het boek geen overbodige luxe zal zijn.

Ik heb wel al vaker concentratiekampen bezocht. In boeken, welteverstaan, niet in de werkelijkheid. Levi, Semprun… Ook nu weer blijkt de getuigenis realistisch, reëel, ernstig ook. Maar Grossman legt er nog een extra laag bovenop. Ik ontwaar een soort van cynische, onderkoelde humor. Enfin, ik kan er nog niet de vinger op leggen. Het spreekt me wel aan. Al aarzel ik omdat het contrast tussen de zwaarwichtigheid van het onderwerp en mijn behoefte aan ontspanning en gezelschap tijdens de donkere dagen, een luxeprobleem al bij al, mij tot ingetogenheid noopt.


Vasili Grossman, Leven & lot (vertaling uit het Russisch (2008) door Froukje Slofstra van Жизнь и судьба (1960))


7417

241212


maandag 23 december 2024

een mooi moment, vorige week 96

241215

VENNDIAGRAMMEN


Wanneer X. de deur uit is bekijk ik de schets die ik gemaakt heb tijdens zijn uiteenzetting. X. was hier om te praten over, ja, waarover eigenlijk allemaal. Vooral over zaken die ik heb opgespit met Vaderader.

Ik bekijk mijn notitieblok en lees onachterhaalbaarheden: ‘Medea’, ‘gelijkgestemde’, ‘Barthes over wachten’, ‘voorstudie Rops’, ‘La tentation de Saint-Antoine’, ‘Achterberg’, ‘Dante’, ‘Booz endormi’, ‘moeder-hebben; man-zijn’. Het gesprek is zo te zien behoorlijk heen en weer gestuiterd. Ik kan het niet reproduceren. Wat mij wel nog min of meer voor de geest staat is X.’ uiteenzetting over ‘les noms du père’ van Jacques Lacan. X. tekende drie cirkels, en ik tekende mee. ‘Venndiagrammen,’ zei ik onderwijl een beetje dommig.t is lang geleden!’ ‘Ja, venndiagrammen,’ beaamde X., en hij vulde verder aan: ‘het bovenste staat voor “het Reële”, datgene wat de taal niet kan uitdrukken; de twee andere voor “het Symbolische”, of het talige, en “het Imaginaire”, het beeld. Tussen die drie polen oscilleert het individu. En op de gemeenschappelijke grond, in de kern dus, bevindt zich: “het Symptoom”.’

Nou. Ik zie in dat symptoom vooral een spin in zijn web. En ik gebruik in mijn annotatie de hoofdletters zonder te weten of het zo hoort dan wel of het op die manier een ironische commentaar wordt bij de gewichtigheid en het enigmatische. Ik denk niet dat ik ooit tot de wondere wereld van het lacanisme zal kunnen doordringen. Maar ik vond het wel een prettig gesprek met X.




7416

Een Argentakantoor - 241211


zondag 22 december 2024

een mooi moment, vorige week 95

241214

SLAPPE LACH


Met X. heb ik een bijzondere band. We verschillen over heel wat thema’s van mening, ook ideologisch houden we ons nogal ver, op het incompatibele af, van elkaar op. Er zijn zelfs niet eens veel thema’s waar er zelfs maar een begin van vergelijk mogelijk is. Bovendien verschilt ook de manier waarop wij de dingen aanpakken fundamenteel. X. doet alles grondig en rust niet vooraleer hij in een bepaalde materie de laatste plag heeft omgekeerd, terwijl ik slordig, eclectisch en snel van de ene topic naar de andere hop. X. is een expert in een vakgebied waarin ik niets te zoeken heb. Ik daarentegen ben een dilettant en heb de vervelende neiging om over nogal wat zaken, ook deze waar ik weinig van af weet, een mening te hebben. (Al begin ik op dat punt toch stilaan wat volwassener te worden.) Bovendien heb ik geleerd om mij niet op te winden en enigszins tevreden te zijn met wat er is, terwijl, zo heb ik toch de indruk, X. de neiging heeft alsmaar knorriger te worden. Ondanks al die verschillen is X. is nu al zeker dertig jaar een goede vriend. De herinnering aan de avonden die we, rokend (hij pijp, ik Boule d’Or) en drinkend (hij jenever, ik Duvel), op zijn zolderkamer met uitzicht op de Onze-Lieve-Vrouwetoren en tussen zijn duizenden boeken en langspeelplaten doorbrachten en waarvan ik altijd naar huis terugkeerde met het besef hoe wonderlijk het was dat we gedurende een uur of twee weer eens geen halve seconde naar een onderwerp hadden moeten zoeken, zal me altijd bijblijven als zoet en aangenaam.

De consumptie van genotsmiddelen mag aan beide zijden danig zijn aangepast aan de mores van de snel intolerant worden tijdgeest en aan onze angst voor de eindigheid, nog altijd pakt de mayonaise tussen ons. Bij X. verzeil ik gegarandeerd van de ene lachbui in de andere. Daar is niet veel voor nodig. Is het omdat ikzelf behoorlijk saai en ernstig ben, of omdat mijn standaarden voor humor hoog of ongebruikelijk zijn en niet veel mensen mij aan het lachen kunnen brengen, maar het wordt mij maar zelden vergund dat genoegen van de gulle lach te kunnen beleven.

Gisterenavond was het weer van dat. X. en ik zijn te gast bij P., waar ook die andere P., K. en S. aanwezig zijn. We zitten, niet toevallig, aan dezelfde kant van de tafel. Op een bepaald ogenblik barst ik in lachen uit. Ik weet al niet meer waarom, maar het is in elk geval een vonk tussen X. en mij die in geen tijd tot een uitslaande brand heeft geleid. Mijn lach is onbedaarlijk, het is een lachen dat verglijdt tot een slappe lach waaruit geen terugkeer mogelijk is. De tafelgenoten kijken op. Hun gesprekken vallen stil. Men kijkt mij aan. Maar de aanleiding is onherhaalbaar en oncommuniceerbaar.

Tranen schieten in mijn ogen. Ze zijn niet te stuiten. Dan gebeurt er iets vreemds. Het lachen lijkt me te vergaan en in huilen om te slaan. Door het isolement waarin ik door die oncommuniceerbaarheid ben beland, lijkt de vreugde zich te vermengen met een peilloos verdriet. Ik schrik van die ervaring waarin beide uitersten, die zich fysiologisch op dezelfde manier manifesteren, samenkomen en van de weeromstuit val ik stil, trek ik mijn gelaat in zijn gangbare plooi, droog mijn tranen en probeer me weer op een normale manier tot mijn tafelgenoten te verhouden.

Ik kijk even op naar X. en herken in zijn ogen de milde compliciteit die me ook deze ontsporing vergeeft.





7415

Brugge, Sint-Jansstraat - 241212

zaterdag 21 december 2024

een mooi moment, vorige week 94

241213

HET ZINLOZE WACHTEN


‘s Winters laat ik in mijn studeerkamer het rolluik neer zodra de duisternis invalt. Zo rond een uur of vier dus. En dat ondanks de aanwezigheid van enkele spinnen die voor mijn ruiten een web weven, onderhouden, herstellen en gebruiken voor de vangst van insecten: fruitvliegjes, muggen, een enkele keer een vlieg of zelfs een wesp. Overdag mag ik graag aandachtig deze bedrijvigheid observeren: de wonderlijke achtpotige coördinatie bij het weven, het eindeloze wachten in het web of in de schuilplaats ernaast, de vliegensvlugge actie wanneer een ongelukkige zespoot verstrikt is geraakt. De prooi wordt verdoofd, ingepakt en naar het nest tegen de raamrand gesleept. Een enkele keer belandt er een plantaardig iets in het web, een blaadje of zaadje of een of andere pluis. Dan knipt Heer of Dame Spin zorgvuldig dit ongewenste object uit het web, ik vermoed omdat aanvliegende prooien er verkeerdelijk een spin in zouden kunnen zien en bijgevolg uit de buurt zouden blijven en dus geen prooi kunnen worden.

Ik laat ‘s avonds het rolluik neer, maar doe dit niet zonder schuldgevoel. Immers, hierdoor maak ik het aanvliegen van prooien onmogelijk. Met een soort van mededogen is het dan ook wanneer ik ‘s morgens, bij het ophalen van het rolluik, die spinnen na een nacht van vruchteloos wachten in hun web zie. Ik wou dat ik ze duidelijk kon maken dat het geen zin heeft om met neergelaten rolluiken de jacht voort te zetten. Gelukkig hebben ze, naar verluidt, geen besef van tijd.





7414

Loppem, Beukenweg - 241206


vrijdag 20 december 2024

een mooi moment, vorige week 93

241212

ECHO’S

In de derde aflevering van ‘Leven in verlengingen’ gaat het gezin Sercu – pa, ma, zoon en dochter – naast elkaar in de woonkamer op het tapijt liggen. Tore, de ongeneeslijk zieke en dus ‘in verlengingen levende’ zoon, heeft het zijn gezinsgenoten opgedragen. Hij wil dat ze alle vier samen intensief luisteren naar muziek. In onderlinge verbondenheid, als het ware, door het gemeenschappelijke en simultane beluisteren van – zijn keuze – de eerste kant van Pink Floyds Dark Side of the Moon. Tijdens The Great Gig in the Sky, het nummer met de sublieme uithalen van vocaliste Clare Torry waarmee die kant afsluit, zoomt de camera in op mama Ilse en vangt met doeltreffende focus die ene traan die uit haar ooghoek langs een kraaienpootje naar beneden glijdt. Je zou voor minder…



De scène doet mij denken aan een gelijkaardig moment dat ik ooit beleefde. 1978. We brachten met een paar klasgenoten een weekend door in jeugdhuis T’Hope in de Wantestraat te Assebroek. De toen al vervallen villa achterin een grotendeels verwilderde tuin is inmiddels afgebroken. Enkelen van ons hadden thuis de smoes ingeroepen dat er een bezinningsweekend was. Ik was er zo een. We konden dus à volonté stoere werkmanspinten drinken en gingen na verloop van tijd ook horizontaal. In onze slaapzakken, op het tapijt. Ik lag naast mijn boezemvriend B. en voelde een gelijkaardige verbondenheid als deze waarvan hierboven sprake. En ja, ook hier lag Pink Floyd op de draaitafel, zij het niet Dark Side maar wel Meddle, meer bepaald het de volledige tweede kant in beslag nemende, traag op gang komende, naar een climax aanzwellende en uiteindelijk weer verstillende nummer Echoes. Ik herinner mij dat B., toen de naald in de eindgroef rondjes begon te draaien, opstond en Echoes weer van voren af aan liet afspelen.


https://www.youtube.com/watch?v=T13se_2A7c8&t=10s&ab_channel=PinkFloydRemastedSongs
https://www.youtube.com/watch?v=OcDiOUQBFd4&ab_channel=PinkFloyd


7413

Sint-Michiels - 241206


donderdag 19 december 2024

een mooi moment, vorige week 92

241211

EEN BRIEF VAN A.


Een week of drie geleden kreeg ik nog eens een leuke zending met de post: een dichtbundel, bijzonder mooi uitgegeven (in eigen beheer), met daarbij een met de hand geschreven briefje en een postkaart. Het briefje bevatte de melding dat de briefschrijver, tevens auteur van de bundel, in een keer mijn vier boeken bij Boekhandel De Reyghere had gekocht. Ze zouden hem ‘straks’ worden bezorgd. En ook gaf A. een korte toelichting bij de drie lange gedichten in zijn bundel Fleischmann... Hij sloot af met een – ‘voor zover nodig’ – ‘geheugensteuntje onder iets oudere mannen’ door mij eraan te herinneren dat we samen filosofie studeerden in Leuven en een tijdlang op zondag bijklusten op de sportredactie van de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM). Dat A. bij dat laatste ook betrokken was, herinner ik me vaag.

Ik schreef een bedankbriefje, las de bundel, was er aangenaam door getroffen, nam mij voor er iets over te schrijven en vergat vervolgens dat voornemen. Dat was niet fraai van me.

En kijk, vandaag is er opnieuw nieuws van A. Hij heeft het eerste boek, De elfde teen, uit en reageert met een brief van zomaar eventjes acht behoorlijk geserreerde digitale bladzijden waarop zijn commentaren op een aantal passages de hoofdmoot vormen. Het is een aangrijpend document waarvoor ik alleen maar dankbaar kan zijn. Ik beloof A. een antwoord en ja, nu kan ik niet meer anders, ik neem me voor om daarin alsnog ook een commentaar over zijn bundel op te nemen.


Albert Verleyen, Fleischmann... drie gedichten, 2021


7412

Brugge, Kruisvest - 241201


woensdag 18 december 2024

notitie 462

TWEE MOGELIJKE REACTIES

Wanneer, enkele minuten nadat het radionieuws heeft bericht over het feit dat de onderhandelingen tussen de directie van Audi-Vorst en de vakbonden zijn afgesprongen omdat de werknemers die langdurig ziek waren een tegemoetkoming wordt geweigerd, in het reclameblok het nieuwste Audi-model wordt aangeprezen (‘tegen saloncondities’), zijn er twee reacties mogelijk. Ik vrees dat de eerste overheerst maar ik hoop dat steeds meer mensen voor de tweede kiezen.

De eerste mogelijke reactie is: afstomping en onverschilligheid. We zijn ondertussen al zo gewoon aan het cynisme en de ironie waarmee de reclameboodschappen op ons worden afgevuurd, en dat in steeds grotere dosissen, dat we niet eens meer merken hoe schokkend immoreel ze vaak zijn. We vinden ze soms grappig of meestal irritant, maar doorgaans laten we ze datgene doen waarvoor ze gemaakt zijn: ons subliminaal indoctrineren en vergiftigen.

Neen, liever dan afstomping en onverschilligheid koester ik de tweede mogelijke reactie: woede en verontwaardiging. Ik begrijp hoe langer hoe minder dat onze overheid zich werkelijk met niets wat met moraliteit te maken heeft schijnt te willen inlaten. Wel met onze portemonnee en onze kleine troostmechanismen, maar niet met de genocide in Gaza, waardoor ze daaraan hoe langer hoe medeplichtiger is (en wij samen met haar); niet met de alomtegenwoordige smartphoneverslaving waaraan ondertussen al een hele generatie ten onder is gegaan en waardoor de samenleving verder afbrokkelt; niet met het zichzelf onderwerpen aan een neoliberaal-utilitaristische managementlogica, waardoor ze een heel digitaalonkundig of -moe bevolkingsdeel uitsluit; niet met de leugenachtigheid van de reclame, waardoor ze meewerkt aan de ondermijning van de taal en het waarheidsgeloof waarop, onder meer, de democratie en de overheid zelf gebaseerd zijn. Om maar die vier voorbeelden te noemen. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat de overheid zich opnieuw wat meer door morele principes zou mogen laten leiden, door een stevig onderbouwd mensbeeld met andere woorden, en dooreen idee van het goede, ware en schone. En concreet, toegepast op een mogelijk beleid inzake reclame op de radio, betekent dat: een verbod op moreel verwerpelijke boodschappen. Al zou ik het volledig bannen van reclame van de openbare zender nog meer toejuichen, natuurlijk.



een mooi moment, vorige week 91

241210

FONNY


Ik had nooit eerder iets van Lieve Joris gelezen. Dat heb ik goedgemaakt. Toen ik onlangs, met in een hoek van om en bij de vijfenveertig graden naar rechts gekanteld hoofd, mijn blik liet glijden over de titels op de plank met recente aanwinsten voor mijn bibliotheek, die, gezien haar nog steeds uitdijende omvang en het, daartegenover en als het ware in tegengestelde richting, slinken mijner levenstijd, stilaan te groot wordt, werd ik aangesproken door het woord ‘Neerpelt’. Dat was de woonplaats van een sympathieke kandidaat in een aflevering van Blokken die ik onlangs zag, dus ja, waarom niet. Terug naar Neerpelt van Lieve Joris. Ik herinnerde mij dat ik enige tijd geleden – maanden, jaren inmiddels? – iets over dat boek had gehoord op de radio. Het verhaal van een terugkeer, na lange omzwervingen, naar de roots. Het verhaal ook van een lastige broer.

Terug naar Neerpelt is, in het autobiografische genre dat mij zo na aan het hart ligt, een beklijvend relaas. Lieve Joris vertelt de geschiedenis van haar broer Fonny, al van in zijn prille jaren a pain in the ass van het katholieke en kroostrijke Limburgse gezin Joris waaruit elke telg zich op zijn of haar manier heeft moeten of weten te bevrijden. Fonny’s geschiedenis bestaat uit een opeenvolging van ontsnappingen, schoolverzuim, voortdurende schoolwisselingen, drugs, instellingen, mislukte relaties, agressie, ontkenning, ouderliefde tegen wil en dank, uit de hand lopende ambities, hopeloos stemmende neergang en, uiteindelijk, een triest einde. Joris geeft tussen dat alles door ook een idee van de levenslopen van haar ouders, en schetst summier hoe zij tussen de fases van haar broers neergang door haar eigen weg zocht en heeft gevonden. Impliciet rijzen vragen. Hoe ver reikt zuster- en ouderliefde voor een in hoge mate disfunctionele broer/zoon? Hoeveel calamiteit kan een moeder- en/of vaderhart aan? Joris suggereert dat de mogelijkheid bestaat dat het ‘ergens’ stopt, en dat dat niet onvergeeflijk is.

In plaats van een lineair relaas te bieden van een neergang evoceert Joris met een complexe structuur, die bestaat uit een altijd boeiend heen-en-weer in de tijd en uit de contrasten tussen het thuisfront en het verre front in Congo, het horten-en-stoten en de hobbeligheid waarmee de werkelijkheid van een mislukt leven zich in al zijn banaliteit voltrekt.


Lieve Joris, Terug naar Neerpelt, 2018


7411

Brugge, Karel de Stoutelaan - 241201


dinsdag 17 december 2024

een mooi moment, vorige week 90

241209

DAMOCLES


Natuurlijk is mijn eerste reactie, komaan, ze gaan nu de intimiteit van dat veel te jonge sterven toch niet zomaar op straat gooien? Ik begin desalniettemin te kijken naar de eerste aflevering van Leven in verlengingen. Tore, een jonge gast van ergens vooraan in de twintig heeft een ongeneeslijke en agressieve kanker. Een halfjaar, luidt de prognose. Hij en zijn omgeving, vertrouwd met beeldvorming en publieke optredens (papa = acteur Mathias Sercu), besluiten om van de nood een deugd te maken en het hele proces met behulp van film en opgenomen gesprekken wereldkundig te maken. Onder het motto: misschien hebben anderen hier ook iets aan.

Drie jaar later is Tore nog in leven, weliswaar nog altijd met datzelfde zwaard boven zijn hoofd. Ja, Damocles.

Ik heb nu de eerste aflevering bekeken. Heb quasi de hele tijd zitten ‘tjiepen’. Dit is inderdaad een zinvolle onderneming. Dit vermenselijkt een lijdensweg, zonder te banaliseren. Het verdriet wordt niet uit de weg gegaan, maar god, hoeveel schoons zit er niet in dat gezin. Hoeveel liefde en solidariteit maakt zo’n proces niet los. Liefde van ouders en de zus voor de zoon/broer. Liefde van schoondochter en schoonzoon. Liefde van Tore voor alle anderen. Het moet een evenwichtsoefening zijn geweest om dit niet in sentimentaliteit te laten ontsporen. De makers zijn er wonderwel in geslaagd om niet in die val te trappen.

Liefde van de ouders onderling.

https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/leven-in-verlengingen/1/leven-in-verlengingen-s1a1/





7410

Maredsous - 241121


maandag 16 december 2024

boekverhaal 6

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

oktober 1977

MIJN EERSTE INTERVIEW

Samen met twee medeleerlingen ging ik de auteur van het boek dat we moesten lezen – én bespreken! – interviewen. Dat maakte deel uit van de opdracht. We waren zestien. Ik herinner mij niets meer van dat bezoek. Enkel dat we in een bungalow op Sint-Michiels werden ontvangen met koffie en gebak. Een man van middelbare leeftijd stond ons te woord. Dat was dus de auteur. Ik zie hem niet meer voor me, maar meen me toch te herinneren dat hij kaal was en een sigaar rookte. Het was een vreemde gewaarwording: dat een persoon die een boek had geschreven er zo gewoon kon uitzien en kon leven in een zo banale omgeving. Het had mijn huis kunnen zijn. Pierre Dyserinck vertelde over zijn boek, een typisch product van de zogenaamd maatschappijkritische literatuur, zoals er in de jaren zestig en zeventig in de schaduw van de toenmalige gedoodverfde reuzen Ruyslinck en Vandeloo wel meer van werd gebakken. 100 kistjes voor Galutopia had op een nogal eendimensionale manier iets met kolonialisme en wapenhandel te maken, als ik het mij goed herinner. Maar ik herinner het mij niet goed. Na een uurtje van zijn kostbare tijd te hebben afgepietst, liet de schrijver ons uit. Hoe moesten we dat gesprek nu in godsnaam in een aanvaardbaar opstel weergeven? (Wist ik toen veel dat ik later met dit soort klussen een deel van de kaas op mijn boterham zou verdienen.) Het aan Dyserinck gewijde, zeer summiere Wikipedia-lemma, leert me dat hij de zeventig niet heeft gehaald.


Pierre Dyserinck, 100 kistjes voor Galutopia
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pierre_Dyserinck



7409

Omgeving Falaën - 241121


zondag 15 december 2024

driekleur 568

Hij had een witte hoge hoed op en droeg zwarte cowboylaarzen die versierd waren met swastika’s en sterren. Hij was gehuld in een blauwe bodystocking met gele strepen van oksel tot enkel. Zijn epaulet was een silhouet van Abraham Lincolns profiel tegen een lichtgroene achtergrond. Hij droeg een brede rode band om zijn arm waarop een blauwe swastika in een witte cirkel stond.

Kurt Vonnegut, Slachthuis vijf, 133