vrijdag 19 april 2019

Peter Venmans, Discretie 5

Lees hier vanaf het begin van deze samenvatting.

4. Waarom discretie belangrijk is (130-160)

Discretie zal in een samenleving altijd nodig zijn om met de onvermijdelijke belangenconflicten goed om te gaan. Discretie kan ‘spanningen minderen, overbodige wreedheid vermijden en de wereld een beetje meer leefbaar maken’. We kunnen niet buiten het samenleven met anderen, maar dat samenleven kan nooit totaal zijn. We moeten (minstens een deel van) onze privacy en intimiteit intact houden.

Eenzame atlassen (133-137)

Ayn Rand (1905-1982) is de grote pleitbezorgster van het meest doorgedreven radicale individualisme en meritocratisme: iedereen is, als manager van zichzelf, volkomen verantwoordelijk voor zijn eigen succes of falen. Rands ‘Atlas’ (Atlas Shrugged, 1957) staat volledig op zichzelf, is niemand rekenschap verschuldigd en beschouwd discretie als een teken van zwakte. Altruïsme is een schadelijke illusie, en wie er zich aan overgeeft een onverbeterlijke Gutmensch. Ondertussen is duidelijk gebleken waartoe dit neoliberalisme leidt: uitputting van de planeet, uitputting van onszelf. De mens is een relationeel wezen, dat enkel gedijt op basis van empathie en altruïsme. De mens is geen individu dat tegenover een te overwinnen wereld staat, neen, hij staat in de wereld, is daar onlosmakelijk mee verbonden. Elke antropologie is ecologie.

Liefde voor de wereld (138-144)

Hannah Arendt (1905-1976) zoekt als tegenpool van Ayn Randt wat het kan betekenen dat we ‘tegelijk op de wereld en op onszelf betrokken zijn’. De mens oscilleert tussen zijn drang naar zelfbehoud en zijn liefde voor de wereld. Bovendien is de mens vrij, nooit absoluut geconditioneerd. Toch zijn er gegevenheden die wij te aanvaarden hebben: in welk lichaam en waar we geboren zijn, welke kinderen we al dan niet krijgen, enzovoort. Wat ons tot mens maakt, is het feit dat we behalve met onze naasten in de privésfeer ook met anderen, die ook elk een individu zijn, moeten samenleven. De samenleving is geen optelling van individuen maar het geheel van intermenselijke relaties. In bepaalde maatschappijen, een totalitaire maatschappij bijvoorbeeld, of een massamaatschappij waarin alle individuen inwisselbaar zijn en waarin conformisme de regel is, wordt deze tussensfeer bemoeilijkt. Wie dan nog in de openbaarheid treedt, neemt een risico. Er is dus een paradox: ‘Enerzijds moet je in de wereld verschijnen om een volwaardige mens te kunnen worden, anderzijds verlies je bij dat verschijnen juist je soevereiniteit en word je kwetsbaar.’ Discretie is de deugd die dit onevenwicht opvangt.

Vriendschap (145-147)

Amor mundi is voor Arendt niet de vanzelfsprekende solidariteit die in de privésfeer tussen broers en zussen bestaat, maar al evenmin een ideale broeder- en zusterlijkheid die iedereen als gelijken van elkaar voorstelt. Amor mundi hoeft niet als een vorm van liefde te worden begrepen. Het veronderstelt een gemeenschappelijkheid van vreemden, jegens wie men in vriendschap bereid is het gesprek aan te gaan. Echte vriendschap ‘bestaat vaak bij gratie van het verschil’. Het is ‘het cultiveren van de wederzijdse afstandelijkheid’. Het komt er niet op aan een consensus te vinden; het gaat om een cultiveren van ‘de veelheid aan perspectieven waaruit de pluraliteit bestaat’. Dit spreken is essentieel voor de polis, wisten de Grieken al. Dat in onze huidige maatschappij het spreken wordt bemoeilijkt, doet vragen rijzen over haar democratisch gehalte.

Tussen vier muren (148-153)

Om de weinig harmonieuze relatie met de buitenwereld te ontvluchten, zoeken velen soelaas in gezelligheid en een knusse thuis. Arendt wijst erop dat de behaaglijkheid die daar wordt gevonden ‘een klein geluk’ is. De amor mundi en de echte menselijkheid worden pas door contacten in de buitenwereld bewerkstelligd. Men moet zich engageren voor een publieke zaak. Maar het individu moet zijn oordeelsvermogen vrijwaren. Daarom is de geborgenheid is ook belangrijk.

De stille dialoog met jezelf (153-157)

Van discretie is enkel sprake als er intersubjectiviteit is. Robinson Crusoë hoeft niet discreet te zijn. Maar, en dat is paradoxaal, discretie is er om iets eigens te vrijwaren. Dat eigene is niet intersubjectief. Het gaat om een ‘onherleidbare harde persoonlijke kern’, het ‘psychische privébezit’, de ‘ziel’. Die harde kern bestaat uit denken en voelen. Het denken is dialogaal en staat in relatie tot de wereld. Ook hier kan discretie belangrijk zijn.

Het domein van het hart (157-160)

Naast het denken bestaat de harde kern uit voelen. Maar wat moeten we ons voorstellen bij de gedachte dat dit een ‘psychisch privébezit’ is dat door discretie tegen de wereld moet worden beschermd? Het eigene van de psyche is niet begrensd: ‘de menselijke geest valt niet samen met zichzelf, is hiaat en voortdurende verandering’.

Lees hier aflevering 6 van deze samenvatting.