zondag 22 juli 2018

van Dale 71-75


71
Op een ochtend was er een nieuw schip binnengekomen, een feloek uit Sorrento, en op het dek stond een matroosachtig type dat mij in het Engels paaide.
(Norman Douglas, Terugblik, 419)

feloek (de (m.); -en) naam van zekere zeilvaartuigen zonder verdek in het gebied van de Middellandse Zee
verdek (het; -ken) (scheepv.) horizontaal vlak waardoor een schip in twee delen wordt verdeeld, syn. dek

72
De inwoners zijn geenszins naar mijn smaak, en als zij klagen dat de buitenlanders daar nu minder vaak komen, hebben ze alle schuld aan zichzelf te danken – aan hun eeuwige bedelaars, gidsen, voermannen en stoepiers van allerhande soort.
(Norman Douglas, Terugblik, 419)

stoepier /stupje/ (de (m.); -s) verkoper die zich op de stoep van een winkel ophoudt om kijkers en voorbijgangers te overreden binnen te gaan

73
Adriaan Roland Holst is in Bergen alomtegenwoordig, hij ligt op iedereens lippen, staat op foto’s in kroegen en boekenwinkels, zijn verzen hangen vanop de brink tot in duin en bos en in de lucht, maar naar Lucebert met ik met een vergrootglas zoeken.
(Pierre Plum, Zomer 2017, 158)

brink (de (m.); -en) 1 (gew.) met gras begroeid erf, werf om een boerenwoning 2 plein of vlakte in de kom van een dorp in het oosten van Nederland, waar veelal de kerk staat, gewoonlijk met bomen en tot markt dienende

74
Een gatenvuller trekt in principe geen molaren, heb ik begrepen.
(Pierre Plum, Zomer 2017, 216)

molaar(de; molaren) kies met meer dan twee knobbels op de kroon, syn. ware kies, tgov. premolaar

75
In Chez Jenny, Boulevard du Temple, is het nog heerlijk om met een plateau de fruits de mer te dineren, palourdes, bulots, amandes, een halve krab, clams en oesters.
(Pierre Plum, Zomer 2017, 218-219)

clam (de (m.); -s) strandgaper
strandgaper (de (m.)) op de zeebodem levende mosselsoort, die zich in het zand verbergt en door een lange adembuis met het water in verbinding staat (Mya arenaria), syn. clam