woensdag 25 juli 2018

utopie 6

(lees hier vanaf het begin)

Vreemd toch, hoe zoveel utopieën, hoe goedbedoeld ook, ontaarden in bureaucratische, hyperrationele, onmenselijke en onleefbare distopieën. Opmerkelijk daarbij is dat de structuur van het utopisch handelen diametraal tegenover de structuur van de zinervaring blijkt te staan.

Om dat te verduidelijken, moet ik iets over de zinervaring zeggen. Ik ben voor wat nu volgt schatplichtig aan mijn goede professor en, in 1985, promotor van mijn licentiaatsverhandeling Arnold Burms. Hij leerde mij dat de ervaring van zin altijd samengaat met de aanvaarding van de mogelijkheid van zinverlies.

In het onvolprezen boekje De rationaliteit en haar grenzen (Leuven, acco, 1986) leggen Arnold Burms en Herman De Dijn haarfijn uit wat de zin van het leven is. Het boekje is niet meer verkrijgbaar in de boekhandel, ook niet in de betere. Ik bewaar het thuis in een kluis en ik leen het niet uit.

Beide professoren vertrekken, in het hoofdstukje getiteld 'Zingeving', van de vaststelling dat er geen zin kan bestaan zonder het risico van zinverlies. Zin is niet mogelijk als zin al op voorhand vastligt. Daarom, aldus de auteurs, 'is de idee van een alomvattende zinvolheid illusorisch'. Elke utopie die de belofte inhoudt van een totale zinvolheid, is nonsensicaal – zo zou je het evengoed kunnen stellen.
Om duidelijk te maken wat de auteurs met hun basispremisse bedoelen, geven ze het voorbeeld van een van de belangrijkste drijfveren in ons leven: het verlangen naar erkenning. De bevrediging van dat verlangen kan maar als zinvol ervaren worden voor zover het ook mogelijk is dat het verlangen niet wordt ingewilligd. Een vooraf verzekerde of afgedwongen erkenning is waardeloos. Enkel de waardering van een vrij en autonoom van onze wil handelend en denkend individu is voor ons waardevol. Maar dan moeten wij ook aanvaarden dat deze waardering ons ook kan worden ontzegd.

Een ander voorbeeld is het spel. Een spel waarvan op voorhand de uitslag vaststaat, spelen wij liever niet. Wij winnen graag, maar die overwinning heeft voor ons maar zin als we ook hadden kunnen verliezen, als de uitslag onvoorspelbaar is. Wat is een overwinning waard als hij op voorhand vastligt?

Zowel in het verlangen te worden erkend als in onze interesse voor het spel spelen dus motieven mee die niet te herleiden zijn tot een rationele houding. Wij willen méér of in elk geval iets anders dan enkel met rationaliteit te bereiken valt.

In een ander hoofdstuk ('De ideologie van het individualisme als ontkenning van de zingeving') wijzen de auteurs op wat zij noemen 'de potentieel destructieve kracht van het Verlichte rationalisme'. Hier is het dat beide denklijnen van mijn betoog – de denklijn over utopie en de denklijn over zingeving – elkaar kruisen.

De utopische gedachte die onze levens overheerst, is die van het door een instrumentalistisch opgevat rationalisme gestuurde vooruitgangsgeloof. Wetenschap en techniek zullen leiden tot een betere wereld waarin elk individu welvaart en welzijn kan verwerven en beleven, en al zijn mogelijkheden vrij kan benutten, of, zoals dat dan heet, zichzelf kan verwezenlijken. Dat is allemaal goed en wel, maar de humanistische idealen van de Verlichting houden een mogelijke radicalisering in. De beheersbaarheid die door wetenschap en technologie wordt belichaamd, staat tegenover de structuur van ons verlangen naar zin, dat zich uitlevert aan onvoorspelbaarheid en onafdwingbaarheid. Ons leven kan maar intens zijn, schrijven Burms en De Dijn in De rationaliteit en haar grenzen, 'als we niet volledig het effect kunnen berekenen van wat we ondernemen, d.w.z. als we ons laten verrassen, overrompelen of op sleeptouw laten nemen. Wie te bewust streeft naar interessante ervaringen, heeft weinig kans dat hij iets interessants zal beleven.'

Wanneer een instrumentalistische rationaliteit niet wordt ingedijkt, leidt ze tot twintigste-eeuwse fenomenen als de chronometrering van de verpleegkunde, de planlast in het onderwijs en de hele atmosfeer van zogenaamde professionaliteit, management en cijfermatige benadering – in haar meest extreme vorm: digitalisering – van het intermenselijke verkeer. Het meest extreme voorbeeld van een geradicaliseerde rationaliteit is de bureaucratisering van de dood in Auschwitz.

Het hoeft niet altijd zo extreem te zijn, maar duidelijk is wel dat instrumentalistische rationaliteit kan ontaarden in precies het omgekeerde van de zin die we in het leven kunnen vinden.

Ik ga nu moedwillig kort door de bocht – om de zaken scherp te stellen.

Een minderheid heeft het licht gezien en dompelt de rest van de mensheid in duisternis. Het utopisme dat wordt doorgedreven tot een totalitarisme heeft al te vaak tot excessen geleid, tot dictaturen, tot genocides, tot extreme inperkingen van vrijheid. We leven op dit ogenblik in een totalitair kapitalisme dat, behalve voor het voortbestaan van de planeet ook voor onze zinervaring en geluksbeleving niet bepaald de beste oplossing lijkt.

(wordt vervolgd)