maandag 27 maart 2017

wolken 2269-2271



wolkenfragmenten uit Samuel Beckett, Proust

2269
Nu begrijpt hij, in de vervoering van zijn korte eeuwigheid, opgedoken uit de duisternis van tijd, gewoonte, hartstocht en verstand, dat kunst noodzakelijk is. Want alleen in het heldere licht van de kunst kan de verbijsterde extase worden ontcijferd, die hij voelde voor het ondoorgrondelijk oppervlak van een wolk, een driehoek, een kerktoren, een bloem, een keisteen, toen het mysterie, de essentie, de Idee gevangen in materie, een beroep deed op de mildheid van een subject, dat voorbijging binnen de schaal van zijn eigen onzuiverheid, en daarbij in elk geval een onvergankelijke schoonheid aanbood, zoals Dante in zijn verzen aan de ‘ingegni storti e loschi’: ‘Ponete mente almen com’io son bella.’ (64)

2270
Hij verlaat de bibliotheek en wordt geconfronteerd met de aanblik van de vleesgeworden Tijd. En terwijl een moment geleden de blinkende cymbalen van twee ver van elkaar liggende uren, ver uiteen verstard door de strakke spanning van de tussenliggende tijd, nog hadden gehoorzaamd aan de onweerstaanbare opwelling van wederzijdse aantrekkingskracht, en schel-klinkend op elkaar botsten als stormwolken, staat nu de maat van hun spanwijdte van het ene tot het andere eind geschreven op het gelaat en de broosheid van de stervenden, gebogen als Dantes trots, onder de ‘logge, trage, zware en als lood zo bleke’ last van hun jaren. (64-65)

2271
De realiteit van een wolk die wordt weerspiegeld in de Vivonne, kan met niet uitdrukken met ‘zut alors (…) (72)