zondag 19 maart 2017

wolken 2259-2268



wolkenfragmenten uit Paul Auster, 4321

2259
Boven hen straalde de zon aan de winterse hemel, de wolkeloze lucht was van een diep en glinsterend blauw, het kristallijnen blauw dat New York alleen op bepaalde dagen in januari overspoelt (…) (23-24)

2260
De laatste dag van Fergusons leven, 10 augustus 1960, begon met een korte regenbui vlak na zonsopgang, maar toen om halfacht het sein tot opstaan werd gegeven waren de wolken naar het oosten weggedreven en was de hemel blauw. (201-202)

2261
Ferguson vroeg niet om een grote Bijbelse openbaring, een machtige donderslag of een plotseling splijten van de zee, nee, hij was al met iets kleins tevreden geweest, een oneindig klein wondertje waarvan alleen hijzelf zich bewust zou zijn geweest: dat de wind hart genoeg zou waaien om een papiertje naar de overkant te blazen voor het verkeerslicht van kleur veranderde, dat zijn horloge tien seconden zou stilstaan en dan weer verder liep, dat er één regendruppel uit een onbewolkte hemel zou vallen die precies op zijn vinger terechtkwam (…) (215)

2262
(…) elke keer dat hij hem wees op een wolk die voorbijtrok, op een bij die op de meeldraden van een bloem was neergestreken, of de roep van een onzichtbare vogel herkende die vanuit het bos klonk, had Ferguson het gevoel dat hij al die dingen voor hem zag en hoorde, dat hij zonder zijn vriend die hem erop attent maakte, nooit had geweten dat ze er waren, want naast Federman lopen was voornamelijk een oefening in de kunst van het aandacht geven, en aandacht geven, ontdekte Ferguson, was de eerste stap naar leren leven. (271-272)

2263
De dag verschilt niet van alle andere dagen, ook de volgende verschilt niet van de voorafgaande, en Hank en Frank beginnen al te hopen dat het gesprek met Alice loos alarm is geweest, dat haar harde oordeel over de waarde die ze voor hun meester hebben door Quine zelf niet wordt gedeeld, dat heel die akelige kwestie als een ijle, voorbijdrijvende wolk zal overwaaien. (289)

2264
(…) op die uiterste grens van wat Ferguson vanaf de top van de berg nog kon zien, verhieven zich de gebouwen van New York, de wolkenkrabbers van Manhattan, die als minuscule grashalmen uit de horizon oprezen (…) (336)

2265
(…) de voortdurende beweging van de hemel, met wolken die zich boven je hoofd telkens samenpakten en dan weer oplosten, wat voor een schemerig, wisselend licht zorgde, dat zowel zacht als vol verrassingen was (…) (442)

2266
(…) dan, in de slotepisode, ligt de zeventienjarige Gregor in zijn eentje op een heuvel te kijken naar de wolken die boven zijn hoofd voorbijtrekken (…) (538-539)

2267
Om twee uur werd het droog, maar de zon liet zich niet zien. In plaats daarvan verschenen er nog meer wolken aan de reeds bewolkte hemel, wolken zo dik en zwaar dat ze begonnen te zakken, langzaam begonnen neer te dalen van hun normale positie aan de hemel tot ze de grond raakten, en toen Ferguson eindelijk naar buiten ging om een korte wandeling door de buurt te maken, waren de straten een doolhof van mist. Nooit was hem zo weinig te zien gegeven in wat nog steeds daglicht geacht werd te zijn, en hij verbaasde zich erover dat de Engelsen gewoon hun gang bleven gaan in dat vochtige, klamme duister, maar aan de andere kant, zei hij bij zichzelf, verkeerden de Engelsen blijkbaar op intieme voet met wolken, want als hij iets van Dickens had geleerd, dan was het wel dat de wolken in de lucht boven Londen veelvuldig bij de mensen op bezoek kwamen, maar op een dag als deze zag het ernaar uit dat ze hun tandenborstel hadden meegenomen en van plan waren om ook te blijven overnachten. (770)

2268
De zon schoof een stukje op, of er trok een wolk langs, of Ferguson begon zich wat ongemakkelijk te voelen na zijn dweperige uitlatingen, maar vier seconden nadat Celia die woorden had uitgesproken, was haar uiterlijk als onderwerp alweer van tafel (…) (798)