vrijdag 19 oktober 2012

wolken 476-493

wolkencitaten uit: Lev Tolstoj, Anna Karenina


476
En inderdaad, zodra hij die woorden had uitgesproken, verloor haar gezicht plotseling zijn mildheid alsof de zon achter de wolken verdween. (40)

477
De schuimende, troebele rivieren versnelden hun beweging en op de zondag na Pasen trok tegen de avond de mist op, de donkere wolken dreven als schapewolkjes uiteen, de lucht werd helder en het echte voorjaar deed zijn intrede. (176)

478
Hij stond, luisterde en keek afwisselend naar de natte bemoste aarde, naar de gespannen Laska, naar de zee van kale boomkruinen onder aan de berghelling voor hem en naar de vale hemel waar witte wolkenstrepen overheen trokken. (188)

479
Hij had nog maar een paar stappen gereden of de lucht betrok door een donkere wolk die al sinds de ochtend met regen had gedreigd en er viel een stortbui op hem neer. (210)

480
De regenbui duurde niet lang en toen Vronski in volle draf aan kwam rijden, waarbij het middelste paard de reeds met losse teugels door de modder dravende buitenste paarden met zich meetrok, keek de zon alweer van achter de wolken, lag er een natte glans over de daken van de buitenhuizen en de oude linden van de parken aan weerszijden van de hoofdweg, druppelde het water vrolijk van de takken en stroomde het nog van de daken. (211)

481
Er dreef een lage, donkere wolk over waar dikke regendruppels uit vielen. (288)

482
Wat mooi! dacht hij terwijl hij naar de witte schapewolken keek die als een vreemde, paarlemoeren schelp boven zijn hoofd midden aan de hemel waren ontstaan. (317)

483
Een vlak tapijt van steeds kleiner en kleiner worden schapewolkjes bedekte nu de helft van de hemel. (319)

484
Na de onweersbuien van de laatste dagen was het koel en wolkeloos. (333)

485
Toen Levin zijn geweer geladen had en verder ging, was de zon al op hoewel ze achter de wolken nog onzichtbaar was. (674)

486
En in ons allen, samen met de espen, en met de wolken, en met de mistflarden, voltrekt zich een evolutie. (901)

487
Liggend op zijn rug keek hij nu naar de hoge, wolkeloze hemel. (905)

488
‘Kijk, Darja Aleksandrovna, we krijgen regen,’ voegde hij eraan toe terwijl hij met zijn parasol naar de witte wolkjes wees die zich boven de toppen van de espen vertoonden. (908)

489
Levin zweeg en wees zijn gasten erop dat er zich onweerswolken verzamelden en dat het beter was om voor de regen naar huis te gaan. (917)

490
Maar de onweerswolk die nu eens wit en dan weer zwart was, kwam zo snel naderbij dat ze er nog een stapje bij moesten doen om voor de regen thuis te kunnen zijn. De wolken ervoor waren laag en zwart als met roet beladen rook en joegen met een ongewone snelheid langs de lucht. (917)

491
In dit korte tijdsverloop was de onweerswolk al zo ver voor de zon getrokken dat het donker was als bij een zonsverduistering. (918)

492
Na de regen was het te nat om te gaan wandelen; bovendien weken de onweerswolken niet van de horizon en doemden ze zwart en rommelend nu eens hier en dan weer daar langs de randen van de hemel op. (920)

493
Het was al helemaal donker geworden en in het zuiden, waarheen hij keek, waren geen wolken. De wolken hingen in de tegenovergestelde richting. (923)