Naar aanleiding van een aantal passages in La carte et le territoire (in de voortreffelijke vertaling van Martin de Haan: De kaart en het gebied) werd Michel Houellebecq beschuldigd van plagiaat: hij zou die passages klakkeloos hebben overgeschreven van Wikipedia. Die beschuldiging is natuurlijk onzin. Houellebecq heeft inderdaad Wikipedia-lemmata overgeschreven. Et alors? Alsof hij ook maar één seconde zou hebben gedacht dat niemand het zou ontdekken! Het is te gek om los te lopen. Wie een dergelijke beschuldiging de wereld in helpt, heeft niets begrepen van La carte et le territoire.
In Houellebecqs jongste roman – opmerkelijk dat we dat woord steeds vaker moeten cursiveren – zegt het personage ‘Michel Houellebecq’ – ironicus Houellebecq voert inderdaad, met verve en zelfspot, zichzelf op – dat hij het zo ongeveer gehad heeft met ‘het verhaal’. In plaats van een chronologische en logische afwikkeling van een plot, waarbij karakters tegen een achtergrond worden uitgezet en tot een catharsis gevoerd, primeert nu het gelijkwaardig naast elk plaatsen van – we spreken over een tekst – fragmenten, zinnen, beelden… Deze poëticale stellingname is het logische uitvloeisel van het postmoderne klimaat waarin – zoals intussen genoegzaam bekend – vele waarheden naast elkaar kunnen bestaan en elke belangrijkheidshiërarchie onderuit is gehaald: het banale is evenwaardig aan het verhevene. Van dit principe zijn ook in De kaart en het gebied genoeg toepassingen terug te vinden. Houellebecq vergelijkt bijvoorbeeld de kwaliteiten van een warmwaterketel met die van de tempel van Jeruzalem, zoals deze is beschreven in de Bijbel – hetgeen uiteraard een humoristisch effect sorteert.
Houellebecq (de schrijver, niet het personage) zegt het overigens uitdrukkelijk: in een wereld waarin de waardenhiërarchie is ingestort, heeft alles een evenwaardige betekenis of – en dat komt op hetzelfde neer – is niets nog betekenisvol. Vandaar dat de auteur stelt dat we geen betekenis moeten zoeken waar er geen is. Neem mijn verhaal, aldus Houellebecq, niet al te ernstig. Of: een schilderij van Pollock is een schilderij van Pollock. Niets meer maar ook niets minder. Je kunt er wollige kunstkritische beschouwingen aan wijden, maar je kunt er evengoed niets over zeggen. De optie te zwijgen – de diepe waarheid van Wittgensteins adagium indachtig – is minstens het overwegen waard.
Nevenschikking in plaats van plot: daarmee onderschrijft Houellebecq de literaire principes van de Ouvroire de Littérature Potentielle (Oulipo) waarvan onder meer George Perec deel uitmaakte, een auteur die in De kaart en het gebied met sympathie wordt genoemd. Perec schikte met genoegen neven, of het nu bewoners betrof in een Parijs appartementsgebouw, gerechten die hij in de loop van een jaar had gegeten, formuleringen op de keerzijde van ansichtkaarten, of voorwerpen die hij op zijn bureau aantrof: elk item in zijn lijstje, of verzameling, kon op een even grote en nauwgezette aandacht rekenen.
Alle goede romans maken ook stilistisch duidelijk waar ze inhoudelijk om draaien en met De kaart en het gebied is het niet anders. Het is een staalkaart van taalregisters, het ene naast het andere geplaatst, zonder rekening te houden met esthetische hiërarchieën. Houellebecq heeft zich geamuseerd met het pasticheren of persifleren van reisbrochures, handleidingen voor fototoestellen, pornoverhalen, kunstkritiek, enzovoort. En ja, ook van Wikipedia-artikelen. Over de huisvlieg, over de stad Beauvais en over nog een paar andere ongemeen boeiende onderwerpen. Dat dit stilistisch experiment voor Houellebecq een belangrijk bestanddeel is van zijn behoorlijk geschifte roman, bewijst het feit dat hij op een gegeven ogenblik, zonder al te dwingende aanleiding,
Maar De kaart en het gebied is natuurlijk veel meer dan een spelletje met taalregisters. Houellebecq heeft al eerder bewezen de grote thema’s niet uit de weg te gaan, en het is deze keer niet anders: De kaart en het gebied gaat over niets minder dan de zin van het leven, over waarheid en schoonheid. Niet over goedheid – dat is, naast onsterfelijkheid en onvergankelijke roem, zo ongeveer het enige waarin Houllebecq niet gelooft. De kaart en het gebied gaat over vaders en zonen, liefde, seks, kunst, euthanasie, de werking van de markt, globalisering, arbeid, enzovoort. Over heel veel dingen doet Houellebecq zijn zeg – en hij doet dat zeer overtuigend, retorisch onderlegd en met vaak doorslaggevende argumenten. En met humor.