Ik passeer aan het Stil Ende op het einde van de nacht, het is min tien, en vraag me af: wie gaat hier over? Ik bedoel niet: over het ijs van het Stil Ende, maar: over de zwanen. Wie beslist over de zwanen van het Stil Ende? Wie heeft daarover beslissingsbevoegheid? Iemand van de Groendienst, schat ik. Daar zit iemand die, zo beeld ik mij dan in, achter een bureau denkt en tobt en door het raam naar buiten kijkt of die de meteorologische rubriek in de krant raadpleegt en af en toe eens op de parking gaat staan en een natte vinger in de lucht steekt – iemand, bij voorkeur, die ook iets van vogels kent, meer specifiek van grote watervogels en nog meer in het bijzonder van gekortwiekte zwanen die veroordeeld zijn om niet weg te kunnen. En die persoon moet dan op een gegeven ogenblik de zwanenvangers samenroepen en zeggen: ‘Het is “de” moment, onze zwanen mogen niet nog één dag langer in de kou zitten.’ En dan worden die zwaantjes opgepakt – dat is geen sinecure, er zijn er een stuk of veertig, alleen al op het Stil Ende maar er zijn ook de zwanen van het Minnewater en van het Begijnhof en van de Lange Rei en van alle Reitjes in Brugge eigenlijk – en ze worden naar een zwanenonderkomen gebracht waar het niet vriest en waar er wel nog voedsel is en waar die beesten niet op het ijs moeten slapen. Ik passeer op het eind van de nacht bij min tien aan het Stil Ende en zie die beesten op het ijs slapen en vraag me af wanneer ze vast- of doodvriezen en hoelang ze dit nog moeten verduren en hoop dat die kerel op de Groendienst niet gaan skiën is of op zwangerschapsverlof (als het geen kerel is).