Ik was met S. naar het station meegestapt. Kwart over zeven, heldere dagen breken vroeger aan dan sombere. Op mijn terugweg neem ik wat tijd om te fotograferen. Ik vat de stilstand en de beweging, de duisternis en de klaarte, de waanzin en de regelmaat. ‘De zotte poort’ van Paul Perneel is een van de elementen in mijn blikveld, naast de verkeerslichten en de wachtenden. Een auto rijdt tegen de leesrichting in door het beeld. Het is een moment van grote intensiteit. Ik ben klaarwakker, helder, fris als de buitenlucht die, hoewel dicht tegen het vriespunt aan, al iets van lente in zich draagt. In de nog kale bomen hoor ik, nog schuchter, de eerste merels hun lied inoefenen.