Oostwaarts spoedt de trein zich voort. De dagen lengen al – en ze zijn telkens anders: het licht is anders, de hemel is anders, de weersomstandigheden. De seizoenen volgen elkaar op en gaan schier ongemerkt in elkaar over. Wij sporen door het landschap en door de tijd. Oostwaarts spoedt de trein zich voort en de zon gaat op. Hij was nog niet boven de horizon toen ik op het perron stond te wachten (toen verspreidde het licht zich onrechtstreeks); hij zal al een flink stuk hoger staan en volop licht en zelfs al warmte geven wanneer de trein over een halfuur de hoofdstad binnenrijdt.