1
Ik ben pas verhuisd naar een rijwoning. Er is nog veel werk te doen: vochtplekken, verlichtingsproblemen. Midden in mijn eerste nacht op mijn nieuwe adres word ik wakker gebeld. 150 Davidsfondsers denken dat ze hier hun bijeenkomst kunnen houden. Ze willen daarvoor gebruik maken van de tuin. Ik zeg hun dat ze dat beter niet kunnen doen omwille van het nachtlawaai – ik wil al niet meteen een slechte relatie met mijn nieuwe buren. Maar ze kunnen – al kan dan niet iedereen zitten – hun bijeenkomst binnen houden. De Davidsfondsers zijn niet overtuigd en laten hun ongenoegen blijken. De slechte afspraak is de schuld van Wouter Vandenhautte: de organisatie was in handen van Woestijnvis. Ik besluit dat we best een klacht kunnen indienen tegen Wouter Vandenhaute.
2
De volgende sequentie speelt zich af tijdens een wielerwedstrijd voor jongeren. Ik rijd een eindje mee op met een Spaanse deelnemer, die samen met zijn ouders en zijn zus het parcours verkent. De start wordt gegeven op de Koornmarkt in Gent op de ‘Grote Woestijnvisdag’. Onmiddellijk daarna bevinden we ons al in Sijsele. Boven de kazerne stijgt een enorme zwarte rookpluim op: brandblusoefeningen. Wat verderop moeten we ons hoofd intrekken voor een treurwilg die over de weg hangt. Dan rijden we door het Polderlandschap. De vader van de jonge wielrenner seint op zijn iPhone zijn indrukken door naar het thuisland. De wielrenner zelf, zijn zus en zijn moeder vinden het landschap hilarisch.
3
We bevinden ons opnieuw in Gent, waar we een afspraak hebben met Wouter Vandenhaute (die in mijn droom een kruising lijkt te zijn van Wouter Vandenhaute en Mark Uytterhoeven). Hij maakt meteen duidelijk dat hij zich een speciale inspanning heeft getroost om ons te ontmoeten. Het overvliegen, meteen na het begin van ons gesprek, van een formatie gevechtshelikopters en transporthelikopters (met twee wentelwieken), maakt deel uit van de Woestijnvisfestiviteiten. Ik zeg aan Wouter dat het toch echt niet kon, dat voorval met die 150 Davidsfondsers. Ik zeg dat hij hun toch iets had moeten laten weten. Hij kan dat niet ontkennen maar laat in het midden of hij een gevolg zal geven aan mijn verzoek.
4
In een grote sporthal met talrijke stands vindt het eigenlijke Woestijnvisfeest plaats. Alle aanwezige Woestijnviscoryfeeën zijn in dezelfde zwarte outfit gestoken: een zwarte broek, een zwart hemd en een lange leren zwarte jas. Het is duidelijk geen uniform, eerder de aan status gebonden dresscode die ook galeriehouders en architecten respecteren: een uniform maar – binnen bepaalde limieten – vrij in te vullen zwart. Rob Vanoudenhoven en Bruno Wyndaele zijn van de partij, de gesjeesde Woestijnvissers, zeg maar. Iemand vraagt aan Rob Vanoudenhoven of hij ooit nog iets voor Woestijnvis zal mogen doen. Hij weet het niet. Een groepje fans kijkt het tweetal na.
5
Opnieuw het gesprek met Wouter Vandenhaute in Gent. Hij zegt dat hij is ingegaan op mijn verzoek om te spreken over de 150 Davidsfondsers omdat hij nog niet is vergeten wat ik indertijd voor Woestijnvis heb gedaan. Ik kan mij niet herinneren wat dat was maar ik vraag er niet naar om Wouter niet de indruk te geven dat ik het niet belangrijk genoeg vond om het te onthouden. Opnieuw vliegt het eskadron helikopters over. Dan haalt Wouter een zwart nepleren koffertje boven. ‘Mijn jeugdgeschriften,’ zegt hij. Hij gooit het koffertje in de Leie, maar het zinkt niet meteen. Daarom haalt Wouter een damespistool boven en schiet een paar gaten in het koffertje. Nu zinkt het wel. Wouter Vandenhaute vertrouwt me toe dat hij voortaan iets wil doen met letterkappen. Ik beloof hem in contact te zullen brengen met Kristoffel Boudens.