zondag 19 april 2009

Dag 600 vVH&C

090412 – Voor het opstaan van de anderen lees ik wat in Krull. Thomas Mann op zijn best. Superieur ironisch. Ongenaakbaar virtuoos. En in zijn tijd nog moreel ongenaakbaar want er voelbaar gerust op dat het publiek zich niet zou storen aan de overduidelijke homo-erotische ondertoon die in deze schelmenroman meeresoneert. Ja zelfs dat het publiek het niet eens zou merken omdat het zoiets niet voor mogelijk achtte. De Tovenaar, superieur verschanst achter zijn status.

Ik bereid een Engels breakfast – ben daar eerst voor naar de winkel geweest: eggs, saucages and bacon mogen niet ontbreken. De witte bonen in tomatensaus hadden we al.
We maken een wandeling naar het kerkje en de begraafplaats er omheen. Tr struikelt over een van de half in de grond verzonken zerken. Onder een militaire grafsteen liggen broer en zus, twintig en 21 jaar, op dezelfde dag gestorven. Binnen in de kerk worden alle gesneuvelden uit het dorp en de omliggende dorpen geëerd. Een zekere Mr Spain is in Ieper gesneuveld, zijn naam staat, blijkens de notitie, op een van de muren van de Menenpoort. Ik schrijf daarover iets in het gastenboek van de kerk. Onder een notitie van een vrouw die iets schrijft over haar moeder die diezelfde ochtend gestorven is.

We ruimen het huis op en vertrekken over fraaie landwegen richting Rye. S, Tr en T bezoeken het stadje terwijl ik achter het stuur blijf zitten om een uiltje te knappen. Ik beland effectief in een soort van comateuze toestand, die overigens maar een paar minuten duurt. Dan is het weer tijd voor Krull. Terwijl ik wacht en lees passeren twee kleurige meisjes met al even kleurige reuzegrote zwembanden om hun middel.

In Dungeness bezoeken we The Atomic Garden van Derek Jarman. De regisseur wist dat hij niet meer lang te leven had en trok zich terug in dit stukje verlatenheid achter een kerncentrale aan de rand van het land. Met aangespoelde objecten maakte hij een tuin. Deze tuin werd uitvoerig gefotografeerd en gedocumenteerd en verwierf een soort van cultstatus. Nu ligt hij er verlaten bij, blootgesteld aan weer en wind en wellicht ook aan te opdringerige fans en aanbidders. Er blijft in elk geval niet erg veel meer van over en het lijkt erop dat er binnen een jaar of tien niets meer van te zien zal zijn. Het moet zijn dat Jarman het zo gewild heeft. Maar het loont nog steeds de moeite om tot hier te komen. Het oord ademt een heel speciale sfeer. Er staan barakken, er liggen sloepen op het keienstrand, er staat een vuurtoren, en in de verte doemt de kerncentrale op.

Bij guur weer moet het hier aardig spoken, dat kan niet anders. Wij komen op de site onder een stralende zon en er staat nauwelijks wind. We lopen even rond het huis. Echt veel is er niet te zien. Wanneer we op het punt staan te vertrekken, komt er net een hele groep aan. Ze maken een groepsfoto.

Op de parking voor de veerboot in Dover sla ik een praatje met twee Duitse motorrijders die net een trip in Engeland achter de rug hebben. Een van de twee, een man van een jaar of zestig, rijdt met een gloednieuwe Harley. Hij had nooit eerder met een motor gereden, zegt hij. Ik flatteer hem door te wijzen op de kracht die nodig is om het beestje in bedwang te houden, en op ‘die schöne Klänge’ die het produceert. De man glundert.

Op de boot evalueren we. We hebben vier mooie dagen gehad, zeggen Tr en S. Neen, zegt T, het waren er vijf.