29 april 2014
dag 1.4
De trein is stipt om kwart over elf in Arlon aangekomen. Een
jongeman helpt me bij het dragen van mijn zwaarbeladen vehikel op de trap naar de
tunnel onder de perrons. Wanneer ik een halfuur later een bankje heb gevonden naast
een milde bocht van de weg naar
Clairefontaine, besluit ik dat het tijd is voor de omelet die Sarah me heeft
meegegeven. Ja, zij heeft mijn boterhammen gesmeerd! Het is een heerlijke
omelet. Ik denk niet dat ooit een omelet mij zo gesmaakt heeft.
Ik geniet van de weidsheid van het landschap. Van de
weidsheid van de tijd ook, die zich nu voor mij uitstrekt en die er helemaal
voor mij is. Is dat niet wat vakantie is: dat je alle tijd hebt? Dat alle tijd
die die vakantie duren zal, helemaal van jou is? Dat je er vrijelijk over kunt
beschikken en dat je geen zorgen hebt?
Ik besluit dat ik mij niet mag laten vangen door de besognes
die zich hoe dan ook zullen aandienen: op tijd eten vinden, op tijd drinken
vinden, op tijd een slaapplaats vinden, op tijd het voorgenomen aantal
kilometers erdoor gejaagd hebben. Alles moet op zijn tijd komen. Het enige wat
ik weet, is dat ik 26 dagen heb. We zien wel waar we uitkomen.
Ik haal Pieters potloden en papier boven en probeer wat ik zie op briefkaartformaat vast te leggen. Daar ben ik wel een kwartier mee bezig. Alle tijd! Het kan mij dus ook niet deren dat ik in de volgende kilometers, op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg, twee keer bijzonder lang voor neergelaten overwegslagbomen moet staan wachten.